11
10
In het hoofdstuk Volksgezondheid wordt duidelijk gesproken over met name de geestelijke volksge
zondheid. Ik proef in het hele stuk volksgezondheid een streven om daar waar het voor de gemeente mo
gelijk is te komen tot een samenhangend beleid, zowel in de geestelijke als in de gehele gezondheids
zorg. Wij waarderen dit erg. Veel zaken zullen de gemeente niets kosten. Zo wil ik wijzen op punt 9,
de psycho-sociale begeleiding van het preventief periodiek geneeskundig onderzoek. Nu al zijn er een
aantal concrete dingen in te vullen en ik hoop dan ook dat het college dit overleg met spoed zal star
ten. Een samenhangend beleid, dat proef ik uit de paragraaf Volksgezondheid. Wat dit betreft wil ik
toch even het Medisch Centrum Leeuwarden noemen; ik heb dat hierin helaas gemist. Er dreigt op dit
moment toch weer een versnippering in taken op te treden en wel op de kinderafdeling. Het Bonifatius
Hospitaal krijgt de kinderafdeling en in Triotel is de afdeling pasgeboren baby's en zijn de operatiepa
tiëntjes. Kinderartsen moeten sjouwen van het Bonifatius Hospitaal naar Triotel, terwijl daar de outilla
ge niet geweldig is. Dit punt wil ik meteen onder de aandacht van het nieuwe college brengen.
Ik heb al gezegd dat wij het in grote lijnen eens zijn met het collegeprogram. Ik ben blij dat het
een ambitieus plan is. Het is echter jammer - mevrouw Van der Werf heeft het al opgemerkt en ik wil er
ook de nadruk op leggen - dat in dit program, dat in vergelijking met vier jaar geleden zo goed is uit
eengezet, die ene zin staat: "Het nu voorliggende collegeprogram wordt elk jaar, indien dit door de
deelnemende fracties nodig en gewenst wordt geacht, bijgesteld." Naar mijn idee is deze zin van
CDA-zijde ingebracht, waardoor het program helaas wordt ontkracht.
De heer Buurman: Mijnheer de voorzitter, hartelijk dank voor de woorden van welkom die u mede
tot mij hebt gericht. Ik zie uit naar goede verhoudingen in de persoonlijke sfeer, al zullen standpunten
en principes nog wel eens lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. Ik ben ervan overtuigd dat ik mijn
werk in uw midden alleen maar kan doen met Gods hulp en in Gods kracht. Dit even vooraf.
Wat de collegevorming betreft kan ik kort zijn. Ik kies voor een collegevorming die in overeen
stemming is met de structuur van ons gemeentelijk bestuursstelselhetgeen inhoudt dat de samenstelling
van de raad in al zijn geledingen bepalend moet zijn voor de samenstelling van het college. De opvat
ting waarin raad en college tegenover elkaar worden gesteld en die leidt tot een wijze van collegevor
ming waarbij politieke macht meer domineert dan de samenstelling van de raad, wordt daarmee afgewe
zen. Ik kies voor een afspiegelingscollege. Dat betekent niet dat elke raadsfractie in het college verte
genwoordigd zou moeten zijn. Het betekent ook niet dat politieke voorkeur bij de keuze van de colle
gepartners geen rol zou mogen spelen. Kiezen voor een afspiegelingscollege betekent wel dat de be
langrijkste groeperingen in de raad zo veel mogelijk in het college vertegenwoordigd zijn. De vorming
van een meerderheidscollege op basis van een uitgewerkt program miskent de positie van de gemeente
raad als hoogste bestuursorgaan in de gemeente. Politiek gezien heb ik dus bezwaar tegen de gang van
zaken. Toch wil ik mij niet negatief opstellen. Dit zou niet goed zijn in bestuurlijk opzicht. Wij heb
ben wethouders nodig. Een struikelblok zou kunnen zijn wanneer aan de bekwaamheid van een of meer
kandidaat-wethouders zou worden getwijfeld. Dit is niet het geval. Welnu, dan zal ik mijn stem op de
in de pers bekend gemaakte kandidaten uitbrengen.
Ook wat het collegeprogram betreft behoef ik niet lang van stof te zijn. Laat mij beginnen met en
kele punten aan te wijzen die positief worden gewaardeerd, bijvoorbeeld wat als hoofdlijn onder A.l
wordt genoemd: "Uitgaande van een sluitende meerjarenbegroting moet naar een nieuw evenwicht op
een lager niveau van inkomsten en uitgaven worden gestreefd. Op dit moment wordt daarbij voor een
sluitende begroting gekozen." Hier rijst overigens al een vraag. Waarom staat er "op dit moment"?
Waarom staat er niet gewoon: Daarbij wordt voor een sluitende begroting gekozen? Een sluitende be
groting blijft toch noodzaak? Onder A.2 staat: "De moeilijke financiële positie van de gemeente mag
echter niet leiden tot een passieve opstelling." Akkoord. Meer moeite heb ik met A.3 waar twee cen
trale hoofduitgangspunten - toch een vondst zo'n uitdrukking, daar kom je niet zomaar op - worden ge
noemd: a. solidariteit en aandacht voor de zwakkeren - verkiezingsprogram CDA - en b. gelijke verde
ling van arbeid, kennis, inkomen en macht. Dit laatste staat in het verkiezingsprogram van de PvdA.
Beide partijen hebben elkaar gevonden in het horizontalistische vlak, in het vlak van de medemense
lijkheid. De verder genoemde criteria en prioriteiten dragen onmiskenbaar het stempel van de PvdA.
Waarom moest het zich van de PvdA onderscheidende CDA-stempel zo worden verdrongen? De PvdA
schrijft in haar verkiezingsprogram: Realisering van zo veel mogelijk punten uit het programma zal een
van de voornaamste uitgangspunten moeten zijn. Nu, dat heeft men wel waar gemaakt, dat moeten wij
toegeven, leder van u heeft het kunnen controleren. Het collegeprogram is in grote trekken het verkie
zingsprogram van de PvdA, met normen van beneden, hoe kan het anders. Normen van boven, christe
lijke normen, heb ik niet kunnen ontdekken. Dat betreur ik.
Het zou mij te ver voeren wanneer ik er nu meer van zou zeggen. Er zal in de komende vier jaar
nog genoeg gelegenheid zijn om op verschillende onderwerpen nader in te gaan. Concluderend moet ik
u zeggen dat dit zeer gedetailleerde collegeprogram niet het mijne kan zijn, al zullen er, zoals reeds
summier is aangegeven, zeker onderdelen zijn die instemming verdienen.
De Voorzitter: Kunnen wij de discussie besluiten?
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil toch wel even reageren en ik doe dat in dezelfde volgorde
als waarin is gesproken; ik begin dus bij de VVD. Ik kan volkomen begrijpen dat de VVD liever wel in
het college had gezeten. Wanneer de VVD echter zegt dat de afwijzing van haar deelname aan het col
lege door de PvdA op programmatische gronden niet waar te maken is, dan denk ik toch dat wij daarover
van mening verschillen. De VVD kan wel denken dat dat allemaal maar kleinigheden zijn, maar wij
stappen daar niet zo licht overheen. Ik zal een aantal punten noemen, waarover wij met name verschil
len met de opvattingen van de VVD. Als eerste noem ik de belastingheffing. De VVD staat op het
standpunt dat gemeentelijke belastingheffing en ook tarieven niet mogen leiden tot een, al is het maar
geringe, herverdeling van inkomen. Wij denken daar anders over. Een ander verschil heeft betrekking op
de grondpolitiek. Wij hebben anti-speculatiebedingen, wij hebben ook regelingen ten aanzien van het
vestigingsbeleid, onder andere in Camminghaburen. Ik zou zo nog wel een aantal punten kunnen noe
men, maar ik wil hier nu verder niet op ingaan. De WD vindt dat dit soort zaken overkoombaar had
moeten zijn voor ons, maar wij stappen daar niet zo gemakkelijk overheen.
De heer Bijkersma heeft een opmerking gemaakt die ik zeer onaangenaam vind, omdat die te maken
heeft met zijn twijfel aan het onafhankelijk optreden van onze fractie. Hij heeft gezegd dat hij uit de
naar voren gebrachte meningen meer het bestuur van de PvdA proeft dan de fractie zelf. Ik kan de heer
Bijkersma garanderen dat onze fractie opkomt voor haar eigen onafhankelijkheid. Natuurlijk spreken wij
met ons bestuur en met de afdelingen; dat stellen wij ook op prijs.
De heer Bijkersma heeft nog enkele opmerkingen gemaakt over het program. Hij heeft gezegd dat
het in ieder geval nauwkeurig is opgezet en dat het hem aanspreekt dat ook wij gekozen hebben voor
een sluitende begroting. Hij heeft ook een aantal punten gemist. Hij vindt dat wij over het werkgele
genheidsbeleid niet genoeg zeggen. Ik wil hem dan wijzen op bepaalde stukken in het collegeprogram.
Op blz. 4 onder 5.b staat namelijk: "Het werkgelegenheidsbeleid wordt gericht op het behouden en
vermeerderen van voldoende, rechtmatig verdeelde en menswaardige arbeid door een herstel van de
economische bedrijvigheid te bevorderen en door bijzondere aandacht te schenken aan de herverdeling
van arbeid." Hier staat dus in "een herstel van de economische bedrijvigheid te bevorderen". In de ko
mende periode wordt daarbij aan de raad de vraag voorgelegd of het, gezien de ernst van de situatie,
noodzakelijk is om aan het werkgelegenheidsbeleid dezelfde hoge prioriteit toe te kennen als aan de
stadsvernieuwing. Verder staan er op blz. 23 enkele punten het werkgelegenheidsbeleid betreffende. Ik
zal die nu niet allemaal voorlezen, u kunt dat zelf even naslaan. De heer Bijkersma heeft ook nog iets
gezegd over toerisme. Als hij dat erg belangrijk vindt - dat kan zo zijn -, dan is er naar ik aanneem
tijdens de begrotingsbehandeling best gelegenheid om daarover te praten. (De heer Bijkersma: Dat zou
niet de eerste keer zijn, mevrouw Brandenburg, dat heb ik al vaker gedaan.)
Mevrouw Van der Werf heeft de PvdA-fractie complimenten gemaakt, omdat zij meent dat dit col
legeprogram in grote trekken alleen het PvdA-program is. Zij heeft haar instemming betuigd met heel
veel zaken, zij heeft ook dingen genoemd die ontbreken. Ik denk dat PAL mans genoeg is om die zaken
in de komende periode in te brengen. Er is een vraagteken gezet bij de zinsnede dat het nu voorliggen
de collegeprogram elk jaar zal kunnen worden bijgesteld. In het program staat dat dit alleen kan wan
neer de beide partners - de PvdA-fractie en de CDA-fractie - het daarover eens zijn. Het lijkt mij een
heel vreemde zaak wanneer dat er niet zou staan. Hoe zou het mogelijk zijn dat wij nu al precies zou
den weten wat wij vier jaar lang allemaal kunnen waarmaken. Ik heb in mijn eerste verhaal gezegd dat
er altijd één ongewisse factor is in het gemeentelijk beleid, namelijk het beleid van de rijksoverheid.
Dat beleid zal ons ertoe dwingen zo nu en dan, met handhaving van onze prioriteiten, bij de uitvoering
na te gaan wat wel en wat niet kan. Verder wil ik op het verhaal van mevrouw Van der Werf maar niet
ingaan. Dat komt later wel bij de jaarlijkse begrotingszittingen aan de orde.
Mevrouw De Jong heeft zeer lovend gesproken over dit collegeprogram. Zij heeft het uitgebreid
doorgenomen en ik verheug mij erover dat zij met zoveel zaken die wij hebben genoemd instemt.
De heer Buurman is voorstander van een afspiegelingscollege, zo hebben wij begrepen. Het afspie
gelingsprincipe zit naar ons idee toch ook in het college dat wij straks gaan benoemen. De heer Buur
man heeft gezegd dat hij geen christelijke normen heeft kunnen ontdekken in het collegeprogram. U
denkt misschien dat het alleen op de weg van het CDA ligt om daarop te antwoorden, ik meen echter
dat het ook mijn taak is om hierop te reageren. Ik ben van mening dat opkomen voor de zwakkeren zeer
zeker ook een christelijke norm is.