26
slaat op een beperkte keuze uit kandidaten. Als dat de motivatie zou zijn, dan vrees ik dat wij binnen
kort in de problemen zullen komen. Over korte tijd zullen namelijk de directeuren van de basisscholen
benoemd moeten worden. Zoals bekend is zullen basisscholen ook gevormd worden door een samenvoe
ging van scholen, te weten de kleuterscholen en de lagere scholen. Hoewel in de Commissie voor het
Onderwijs al gezegd is dat het bij deze benoeming om een incidentele aangelegenheid gaat, vinden wij
het belangrijk om ook hier te stellen dat een beperkte keuze van kandidaten geen reden mag zijn om
benoemingen niet aan de raad voor te leggen, met name ook met het oog op de benoemingen die nog
zullen moeten volgen en die ook aan de raad zullen moeten worden voorgelegd. Er is volgens ons dan
ook niet voldoende reden om deze benoeming niet aan de raad voor te leggen.
Een andere beperking zou kunnen zijn dat in de procedure, die door het rijk is voorgesteld en is
geaccepteerd, staat dat in principe de aanbeveling van de beoordelingscommissie gevolgd moet worden.
Ook hierin zie ik geen belemmering om de benoeming toch aan de raad voor te leggen.
Een ander punt zou kunnen zijn - mevrouw De Haan heeft dat ook al opgemerkt - dat in de door het
rijk voorgestelde procedure het college als bevoegd orgaan zou zijn aangewezen. Ik heb een en ander
evenmin in de procedure kunnen vinden.
Het kan ook zijn dat wij in tijdsproblemen zijn geraakt omdat de benoeming tegelijk zou moeten
geschieden met het ondertekenen van de akte die de samenvoeging regelt. Als dat het geval is dan zou
ik graag willen weten wat de achtergrond van die problemen is en of er dan niet aan de verkeerde kant
een oplossing wordt gezocht door namelijk het college in dezen aan te wijzen als bevoegde instantie in
plaats van te kijken op welke wijze, via procedures, de weg kan worden gevonden om aan de rechten
van de raad tegemoet te komen.
De heer De Vries (weth.): Wij hebben uit praktische overwegingen voor deze procedure gekozen,
waarbij wij aansluiting hebben gevonden bij het voorstel zoals ons dat bereikte van het Ministerie van
Onderwijs en Wetenschappen. De keuze is heel beperkt, want de benoeming gaat tussen directeur A of
directeur B. Er komt een beoordelingscommissie en wij verbinden ons er als gemeente contractueel aan
om in deze situatie de aanbeveling van deze beoordelingscommissie te volgen. De keuzemogelijkheden
van de raad zijn daardoor in wezen teruggebracht tot nul komma nul. Bovendien is het zo dat men - ik
kom dan even op het punt van het bevoegd gezag - bij de stukken een concept-overeenkomst heeft kun
nen zien waarin de minister van Onderwijs enerzijds en b. en w. anderzijds als het bevoegd gezag wor
den genoemd. Vandaar dat wij voor deze eenvoudige procedure hebben gekozen.
Ik wil nog een algemene opmerking maken. Het is natuurlijk zo dat het hier een bijzonder inciden
tele zaak betreft. Als de heer Siemonsma de basisscholen erbij trekt, dan is dat een zaak die door ons
gemeentelijk veld zelf moet worden bekeken. Hier gaat het erom dat een rijksschool een gemeente
school wordt, hetgeen heel andere complicaties met zich meebrengt. Nogmaals, het gaat hier om een
zuiver incidentele zaak. Wij willen gewoon van de raad het mandaat om deze benoeming te kunnen
doen. Een benoeming die ons min of meer via de beoordelingscommissie als bindend wordt voorgeschre
ven
De Voorzitter: Men wil daarover graag van tevoren een contract sluiten. Dit contract moet door b.
en w. worden gesloten en daarom vragen wij heel simpel om een machtiging voor dit incidentele geval.
De raad moet ons machtigen. Als de raad ons niet machtigt dan kunnen wij het contract niet tekenen en
kan de procedure die men is overeengekomen niet lopen. De kwestie is wat gecompliceerd en ingewik
keld, maar ik verzeker de raad dat het hier een incidenteel geval is en dat een en ander niets te maken
heeft met volgende benoemingen, dat staat vast.
De heer Siemonsma: Ik heb toch het idee dat de wethouder niet het achterste van zijn tong laat
zien. Als het gaat om samenvoeging van scholen dan doet het er niet toe of er sprake is van bevoegde
gezagen van verschillende signatuur, want er is kennelijk een procedure afgesproken. Als de procedure
geldt is het niet meer relevant of er verschillende bevoegde gezagen zijn, maar is relevant wat er "n de
procedure staat. Ik lees in de procedure dat de beoordelingscommissie een aanbeveling doet aan het be
voegd gezag van het toekomstig instituut, die in principe door het bevoegd gezag gehonoreerd wordt.
Een en ander betekent niet dat de mogelijkheden van de raad om daarmee tot een andere benoeming te
komen zijn uitgesloten. Ik acht het antwoord van de wethouder onvoldoende, niet terecht en niet ter
zake op de vragen die gesteld zijn.
De Voorzitter: Ik heb net al gesteld dat de zaak simpel is en dat u daar verder ook niets achter
hoeft te zoeken. Gelet op de procedures die overal zijn gevolgd vraagt men om van tevoren een con
tract te ondertekenen, om daarmee aan het personeel de zekerheid te geven dat die procedure zal wor
27
den aevolgd. Anders zouden wij of de raad daarvan namelijk toch kunnen afwijken. Men wil in dit zeer
specifieke geval graag - op zich is dat wat onlogisch - dat men zich daartoe op voorhand contractueel
vastlegt. Daarom vragen wij de raad ook om ons dienaangaande te machtigen. Als de raad zegt dat dat
niet moet gebeuren omdat men er achteraf over wil praten, dan moet men ons niet machtigen. Ik denk
echter dat het haast in dit geval niet anders kan. (Mevrouw De Haan—Laagland: Kan het contract in
principe ook door de raad getekend worden?) Dat maakt niets uit, want in beide gevallen komen wij
niet terug in de raad. Wij moeten ons namelijk op voorhand binden. Dat is het simpele feit. Het gaat
hier om een pure formaliteit. In feite gaat het er alleen om of wij ons in dit geval aan een en ander
willen conformeren. Niet alleen in Leeuwarden, ook elders wordt bij samenvoeging deze procedure ge
volgd. De mensen die erbij betrokken zijn willen graag - daar kunnen wij om heen draaien of niet - dat
wij, als men het eens is volgens de procedure, er met de vingers af blijven. Wij kunnen het allemaal
moo: inkleden, maar dat wil men graag. In dit incidentele geval vraagt men om het standpunt contrac
tueel vast te leggen. Wij moeten daarom formeel het bevoegd gezag zijn om het contract te kunnen on
dertekenen. De raad moet daar verder niets achter zoeken. (Mevrouw De Haan—Laagland: Ik snap niet
wat het in principe uitmaakt. De wethouder zegt dat de keuze nul komma nul is omdat het advies bin
dend is. Het college en de raad hebben dan geen keuze meer. Waarom zouden wij dan van de gewone
procedure moeten afwijken? In principe maakt het niet zoveel uit...) Neem mij niet kwalijk, mevrouw
De Haan, normaal sluiten b. en w. de contracten. Als het advies van tevoren bindend is dan maakt het
toch niets meer uit? (Mevrouw De Haan-Laagland: Ik wil in dit geval met het voorstel meestemmen. Ik
zie echter nog niet zo goed waarom wij perse moeten afwijken, want dat maakt volgens mij niet zoveel
uit.) Ik onderstreep graag de laatste opmerking van mevrouw De Haan, het maakt inderdaad onvoorstel
baar weinig uit.
De heer Siemonsma: Ik ben bang dat wij dezelfde problematiek toch weer terugkrijgen bij de basis
school. Men zou kunnen zeggen dat daar ook een keuze is van nul komma nul. Ik zie nog steeds niet
hoe het afsluiten van zo'n overeenkomst met het rijk zou verhinderen dat de raad zijn rol zou kunnen
spelen in de benoeming, dat heeft het college mij nog niet duidelijk kunnen maken.
De Voorzitter: Wij kunnen u alleen maar verzekeren, mijnheer Siemonsma, dat de zojuist door u
aangehaalde problematiek een totaal andere is - dat moet u dan even aannemen -, want in dat geval is
er geen sprake van samenvoeging van een rijksschool met een gemeenteschool. Als de raad dit besluit
aanneemt dan hangt men straks echt niet in andere gevallen, dat is zo zeker als twee keer twee vier is.
De heer De Vries (weth.): Wij zullen straks voor de basisscholen in goed overleg met de raad zelf
een procedure moeten vaststellen die misschien ook zal afwijken van open sollicitaties. Desalniettemin
is het zo dat wij een en ander intern via de Commissie voor het Onderwijs en de raad kunnen regelen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-frac-
tie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt29 (bijlage nr. 386).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Telefoonkostenvergoedingsbesluit.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: In de raadsbrief wordt gezegd dat het college in het kader van de
herwaarderingsoperatie heeft geconcludeerd dat ingaande 1983 de telefoonkostenvergoeding dient te
worden aangepast aan de rijksregeling. Vervolgens staat er in de raadsbrief dat daarvan op enkele on
dergeschikte punten wordt afgeweken. Ik vind één punt niet zo erg ondergeschikt, namelijk dat punt
waar het college andere bedragen hanteert om wel of niet een vergoeding te geven. Voorgesteld wordt
om aan mensen die in aanmerking komen voor een telefoonkostenvergoeding en die minder verdienen dan
het maximumsalaris van commies, dat is ongeveer 43.000,per jaar, de abonnementskosten voor
100% te vergoeden. De rijksregeling is dat aan mensen die minder verdienen dan het maximum van ad
junct-commies, dat is ongeveer 32.000,per jaar, 100% van het abonnementsgeld wordt vergoed en
dat aan mensen die tussen 32.000,en 43.000,verdienen 50% van het abonnementsgeld wordt
vergoed. In de ter inzage gelegde stukken heb ik niet kunnen vinden wat de reden is waarom het colle
ge afwijkt van de rijksregeling en ik wil daarop graag een antwoord. Wij zien dan wel hoe wij zullen
reageren.