41
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil eerst graag ingaan op de opmerkingen die door de leden
van het college zijn gemaakt en daarna iets over de moties zeggen.
De voorzitter heeft een uitgebreid verhaal gehouden over de in het algemeen moeilijke situatie en
is met name ingegaan op de door het rijk doorgevoerde decentralisatie zonder de bijbehorende geldmid
delen. Wij onderschrijven hetgeen de voorzitter hierover heeft gezegd. Wij onderschrijven ook de
woorden van de voorzitter ten aanzien van de privatisering, doch wij willen daarbij opmerken dat naar
ons idee privatisering niet altijd een negatieve uitwerking behoeft te hebben op de burger.
Wethouder Kessler heeft betoogd dat een van de uitgangspunten van het college is dat in principe
de door het rijk aan te brengen bezuinigingen moeten worden doorgegeven aan de betrokken sectoren.
Wij zijn blij van hem te horen dat het een "in principe" kwestie is en dat afwijkingen derhalve mogelijk
zijn. Hij heeft dat uitdrukkelijk gesteld. Naar aanleiding van onze vraag naar de voortgangsrapportage
over de herwaarderingsvoorstellen zei de wethouder dat het college het niet noodzakelijk acht een der
gelijke rapportage in zijn algemeenheid te doen, doch dat een specifiek project zoals het niet meer
vervullen van 40 arbeidsplaatsen uit het beleidsplan 1982-1986 hiervoor wel in aanmerking zou komen.
Naar onze mening zou een grote operatie als het bezuinigen van 690.000,— in de sector RO en met
name in de stadsvernieuwing ook wel degelijk in aanmerking komen voor een tussenrapportage. Wij zijn
het eens met de heer Kessler als hij zegt dat elke bezuiniging een bezuiniging in de werkgelegenheid is,
maar wij moeten natuurlijk wel oppassen dat wij bij het beperken van de investeringen niet de meest ar
beidsintensieve wegbezuinigen
Ten aanzien van het Concours Hippique zou ik willen opmerken dat de provinciale subsidie, naar
ons bekend is, in de toekomst komt te vervallen. Wethouder Kessler heeft gezegd dat het college tegen
de motie van PAL is, maar dat dat niet inhoudt dat de subsidie voor het Concours Hippique voor eeuwig
op het verlanglijstje van het college zal blijven staan. Die mening delen wij en ik kom derhalve straks
nog op dit punt terug.
Wethouder De Vries heeft gesproken over Cambuur. Hij is denkelijk tegemoet gekomen aan de ver
langens die bij de raad leven om enige duidelijkheid te krijgen omtrent de subsidies aan deze stichting
en heeft nog eens uiteengezet dat het niet de bedoeling is van het college het betaald voetbal in Leeu
warden af te schaffen. Hij heeft beloofd om, wanneer daarover problemen komen, op tijd terug te scha
kelen naar de raad.
Met betrekking tot het onderwijs is het ons opgevallen dat, naar zeggen van de wethouder, vooral
het kleuteronderwijs veel te weinig geld krijgt van het rijk. De heer De Vries heeft toegezegd dat de
raad voor de behandeling van de begroting 1983 gegevens zal krijgen over de tekorten en het ontstaan
daarvan in het hele onderwijsveld. Ten aanzien van de Buitenschool heb ik in eerste instantie gevraagd
waarom het college de bijdragen van de buitengemeenten aan deze school pas met ingang van het nieu
we schooljaar, derhalve per 1 september 1983, zou willen laten ingaan. Waarom kan dat niet per 1 ja
nuari 1983? Ik heb begrepen dat het een nogal subtiele kwestie is, maar ik blijf er bij dat het toch om
inwoners van die buitengemeenten gaat die de Buitenschool bezoeken en dat ons verzoek om bij te dra
gen in de verzorgingskosten daarom heel redelijk is.
Wethouder Miedema heeft ons ingelicht over de normwinstuitkering van het GEB. Hij heeft beves
tigd dat het college eigenlijk helemaal niet meer op een uitkering rekent. Hij heeft zelfs gezegd dat
wij moeten oppassen niet beneden de nullijn te geraken. Die inschatting lijkt onze fractie echter toch
wel heel erg laag. Wij stellen daarom voor, als tactische zet, het ramen van een opbrengst van het GEB
niet helemaal achterwege te laten, doch daarvoor een p.m. post op te nemen. Op deze manier spreken
wij naar de provincie toe uit dat wij in ieder geval nog wel verwachtingen hebben omtrent een winstuit
kering. Ik heb in eerste instantie gezegd dat de provincie Groningen altijd nog 500.000,
600.000, ontvangt en die zit in eenzelfde soort situatie met haar provinciaal electriciteitsbedrijf.
Wij zouden toch eens moeten nagaan hoe dit grote verschil - wij misschien beneden nul en zij nog
600.000,— winst - kon ontstaan. Misschien dat dit onderzoek nog iets oplevert.
De heer Miedema is eveneens ingegaan op onze opmerkingen over de parkeergarage aan de Turf
markt. Ik zou op voorhand hier dezelfde suggestie willen geven die de heer Meijerhof ook al in het be
stuur van de Stichting Parkeergarages heeft gedaan, namelijk om de apparatuur in de parkeergarage niet
al te ingewikkeld te maken. Het gaat maar om twee perioden per week en het zou goed zijn de onkosten
zoveel mogelijk te drukken om de exploitatiekosten eruit te halen.
De heer Miedema heeft gezegd dat de raming van een hogere winstprognose van Frigas niet het
sterkste punt was uit het dekkingsplan. Men heeft de raad van commissarissen van Frigas gevraagd nog
eens 250.000, boven water te halen. De wethouder is echter niet zozeer ingegaan op onze concrete
vraag over de arbeidsvoorwaarden bij Frigas en hoe men denkt daarop te kunnen bezuinigen. Kan de
wethouder op dit punt straks nog even ingaan? Of zegt hij dat de raad van commissarissen van Frigas dat
maar moet uitzoeken?
42
Wethouder Heere is uitgebreid ingegaan op de problematiek rondom het voortbestaan van het Frysk
Orkest. Hij heeft duidelijk onderstreept dat ook het college van mening is dat het orkest moet blijven
bestaan. Hij heeft toegezegd dat het college op tijd bij de raad terug zal komen, indien de gemeente
lijke maatregelen ertoe zouden leiden dat het orkest niet meer zou kunnen blijven bestaan. Ik neem aan
dat de motie, die de heer Pruiksma van plan was in te dienen, daarmee is vervallen.
Het volgende onderwerp is Hippo. Het college ziet een industriehal als accommodatie voor de
doelgroep van Hippo blijkbaar nog wel enigszins zitten. Wij zouden een dergelijke hal desnoods nog
willen gebruiken als oefenruimte, maar wij zien de uitvoering van evenementen toch meer in de Harmo
nie en de Evenementenhal gebeuren. Overigens zijn wij van mening dat deze discussie nog wel wat pre
matuur is.
De heer Heere is ingegaan op onze suggestie om het Princessehof één dag per week te sluiten te be
trekken bij het onderzoek. Vermoedelijk is het sluiten van één dag per week ook wel in andere musea
aan de orde, doch er zal eerst wel een landelijk standpunt over moeten komen.
Het verhaal over FIOM was praktisch waterdicht. Toch zit het ons niet zo erg lekker, omdat wij
van mening zijn dat FIOM een instelling is die diensten verleent aan de meest kwetsbare groep in onze
samenleving. 50% van de mensen die leven van het echte minimumloon zijn alleenstaande vrouwen met
kinderen en die lopen allen op de een of andere manier de kans met FIOM in aanraking te komen. Wij
menen dat het een bezwaar zal zijn FIOM in de toekomst onder te brengen bij de Madi's. De wethouder
stelt dat op die manier niet de instelling behouden kan blijven, maar toch wel de functies van die in
stelling. Wij zijn er echter nog niet zeker van of de Madi's die functies op dezelfde goede manier we
ten in te vullen en waar te maken als FIOM. Ik wil nu niet verder op dit punt ingaan, maar ik zou
graag zien dat deze discussie uitvoerig plaats vindt in de Commissie voor Volksgezondheid en Maat
schappelijke Dienstverlening. Een laatste opmerking hierover mijnerzijds is dat FIOM wat betreft de
subsidiëring toch wel een wat andere positie inneemt dan de andere door de wethouder genoemde orga
nisaties, omdat FIOM meer afhankelijk is van enkel rijkssubsidie.
Wethouder Geerts heeft ten aanzien van de stadsvernieuwing gezegd dat de trein moet blijven rij
den. Wij krijgen ISR-gelden van het rijk en voegen daarbij een suppletie van gemeentelijke gelden. Dit
moet steeds doorgaan. Naar onze mening is het ook erg van belang dat wij proberen de kwaliteit in de
stadsvernieuwingsgebieden te handhaven. In de plannen die wij reeds hebben goedgekeurd zijn al enor
me kortingen en/of bezuinigingen toegepast. Het is de vraag hoever men daarmee kan gaan, ook al
blijft de trein dan rijden. Ik denk dat de heer Geerts dit wel met mij eens is, maar ik wilde het toch
nog even beklemtonen.
Over de Kunstuitleen heb ik in eerste instantie gezegd dat wij het eens zijn met de verhuizing. Ik
wil daarbij echter nog opmerken dat wij niet graag zouden zien dat het takenpakket van de Kunstuitleen
wordt aangetast door verdere bezuinigingen.
Ik ga nu over tot het bespreken van de moties, te beginnen bij de moties van de VVD. De eerste
motie stelt voor bij het invullen van nieuw beleid het werkgelegenheidsbeleid de hoogste prioriteit te
geven. De heer Bijkersma heeft in zijn uiteenzetting bij deze motie gesteld dat werkgelegenheid voor
rang rnoet hebben boven stadsvernieuwing. Wij zouden naar aanleiding daarvan willen opmerken dat
stadsvernieuwing een van de beste vormen van het bevorderen van werkgelegenheid is. Verder menen
wij dat om de werkgelegenheid te bevorderen de gemeente nog ten dienste staan een regeling van haar
eigen investeringen, het op peil houden van het aantal arbeidskrachten binnen het gemeentelijk appa
raat en een herverdeling van de arbeid. Voor dit laatste hebben wij regelmatig gepleit. Wij vinden de
ze motie derhalve overbodig. Wij menen dat op andere manieren gestalte wordt gegeven aan de hoge
prioriteit van de werkgelegenheid. In ons collegeprogram staat dat werkgelegenheid de op een na hoog
ste prioriteit is en op dit moment menen wij nog dat de stadsvernieuwing de hoogste prioriteit moet hou
den.
De andere motie van de VVD stelt een bezuiniging van 25% op de overschrijding van de doeluitke
ringen van het rijk voor het onderwijs voor. Ik zou mij willen aansluiten bij wat wethouder De Vries
hierover heeft gezegd. Dit voorstel zou een sector treffen die al zeer rigoreus aan het bezuinigen is ge
slagen. De heer De Vries heeft de raad een overzicht toegezegd van de overschrijdingen met betrekking
tot de doeluitkeringen voor het onderwijs. Dit overzicht zullen wij ontvangen voor de behandeling van
het beleidsplan 1983-1987. Overigens heeft deze motie ons wat verbaasd. De vorige week heeft de
VVD,
evenals wij, een motie over het handhaven van de kwaliteit van het onderwijs ondersteund. Die
motie kwam naar aanleiding van een actie van het personeel dat bij het onderwijs werkzaam is. Nu
heeft de heer Bijkersma gezegd dat de kwaliteit van het onderwijs niet afhangt van geld, maar van de
inventiviteit van de lesgevenden. Natuurlijk hangt inventiviteit samen met de kwaliteit van het onder-
wijs, maar naar mijn mening is geld ook lang niet onbelangrijk. Gebrek aan geld leidt tot veel grotere
klassen dan nu het geval is en dat is met inventiviteit niet op te lossen. Wij zullen daarom deze motie
van de VVD niet ondersteunen.