deze lasten voor het bedrijfsleven wat te verlichten en te structureren. De voorzitter heeft eveneens ge zegd dat de rijksoverheid de lasten naar de lagere overheden toeschuift. Dit is inderdaad het geval, maar wij zijn van mening dat de bedoeling van dit doorschuiven niet alieen is de tekorten bij de lagere overheden te brengen. Volgens ons zit er toch ook enigszins de gedachte achter dat de controle bi: -je lagere overheden wat efficiënter kan zijn en dat men daar beter kan bekijken wat er allemaal gebeurt. Men zal namelijk niet kunnen ontkennen dat er bij een hoop zaken een enorme wildgroei is ontstaan in Nederland. Wij zijn het eens met de voorzitter dat er grenzen aan de privatisering en het profijtbeginsel moe ten zijn, doch wij menen dat die grens niet te gemakkelijk moet worden gesteld. In het collegeprogram ma wordt aangegeven dat het begrip "zwakkeren" nog moet worden uitgekristalliseerd en wij zijn die mening ook toegedaan. Te vaak en te gemakkelijk wordt gezegd dat een bepaalde groep tot de zwakke ren in de samenleving behoort en wij willen voor dit punt derhalve wel wat aandacht vragen. Voorts zijn wij het eens met de voorzitter dat wij alles moeten doen om niet in een artikel 12-situ- atie te geraken, zoals PAL steeds weer aandraagt. Wij zouden daaraan nog willen toevoegen dat wij ons zelf ook nog een brevet van onvermogen zouden geven als wij wel in die situatie terecht zouden komen. De heer Kessler is op enkele punten van mijn betoog van gisteravond ingegaan. Naar aanleiding van mijn opmerking dat de procedure te ondoorzichtig is, heeft hij geantwoord dat de procedure wel heel zorgvuldig is geweest. Wij twijfelen daar niet aan, maar wij veronderstellen dat die zorgvuldig heid wel aan tijd gebonden was en daardoor wellicht niet zo uitvoerig kon zijn. Vermoedelijk hebben wij daardoor het zicht op het geheel enigszins verloren. Het onderling kunnen afwegen is naar onze me ning voor de raad niet erg zichtbaar geweest. Wethouder Kessler heeft een algemene voortgangsrappor tage over de herwaarderingsvoorstel len afgewezen, doch mevrouw Brandenburg is opnieuw op dat punt ingegaan. Wij steunen mevrouw Brandenburg daarin, omdat wij in het algemeen de effecten van het voorgestelde bezuinigingsbeleid zo slecht kunnen bekijken. Er worden bijvoorbeeld wel eens voorstellen gedaan voor bepaalde energiebesparingen, maar wij zien nooit eens op papier of de beoogde effecten inderdaad zijn gerealiseerd. Dat bedoelen wij wanneer wij zeggen dat de effecten van de bezuinigings maatregelen zichtbaar moeten worden gemaakt in een voortgangsrapportage. Ten aanzien van de eerste fase heeft wethouder Kessler gezegd dat de risicoreserves niet worden aangetast, maar dat hier het incidenteel aanwenden van rekeningsoverschotten wordt voorgesteld. Wij menen echter dat iedere beperking van de aanvulling van de reserves al gevaarlijk is. Wij weten niet in welke situatie wij terecht zullen komen en daarom zou de gemeentelijke risico-reserve nog moeten groeien. Wij zullen een goed reserveringsbeleid moeten voeren met het oog op de zeer onzekere toe komst. Het spijt ons bijzonder dat het college onze motie over de prioriteit van de werkgelegenheid niet heeft willen overnemen. Volgens ons is het een motie die het college wel zou moeten aanspreken, want wij hebben al eens in de krant kunnen lezen dat een lid van dit college meende dat overwogen zou moeten worden het werkgelegenheidsbeleid naar het eerste plan te brengen. Wij hebben nu de aanzet gegeven en het stelt ons teleur dat woorden van politieke ambtsdragers die elders zijn uitgesproken niet meer grond van waarheid bevatten. Misschien moeten wij dergelijke verhalen die wij horen of lezen niet zo serieus meer nemen. Wij hopen natuurlijk dat het college toch nog eens komt met het voorstel de prioriteiten in het collegeprogram te verleggen. Het zou niet de eerste keer zijn dat de WD achteraf gelijk krijgt Wethouder De Vries heeft gereageerd op onze opmerkingen ten aanzien van Cambuur. Uit de stuk ken die wij van het bestuur van Cambuur hebben gekregen en die de heer De Vries ongetwijfeld ook zal hebben, blijkt duidelijk dat het besluit om nu de exploitatiesubsidie af te bouwen het einde kan bereke nen van Cambuur. Wij zijn daarvan onder de indruk geraakt en wij zouden daarom de exploitatiesubsi die niet willen afbouwen. (De Voorzitter: U moet niet zo gauw onder de indruk raken, mijnheer Bijker- sma.) Een ieder heeft zijn eigen mening, mijnheer de voorzitter. Wij menen dat met het afbouwen van de exploitatiesubsidie het einde van Cambuur wordt ingeluid. Het is waar dat de accommodatiesubsidie wordt gehandhaafd, maar er spelen ook nog andere zaken. De wethouder stelt dat de Vrienden van Cambuur een fors bedrag hebben bijgedragen door het ontwikkelen van activiteiten, doch dat betekent naar onze mening niet dat wij moeten stoppen met onze exploitatiesubsidie. Wij zijn van mening dat Cambuur gesteund moet blijven met deze subsidie en dat men die stimulans echt nodig heeft. Voorts is wethouder De Vries ingegaan op onze motie over de begrenzing van de overschrijding van de normuitkeringen voor het onderwijs ten behoeve van de instandhouding van de subsidies aan zowel Cambuur als het Frysk Orkest. De heer De Vries zegt dat de gemeente over ruim 1 ,1 miljoen kan be schikken voor de zogenaamde randdiensten in het onderwijs en dat onze cijfers niet kloppen. Over cij fers kan men echter lang twisten. Het is maar net van welke kant ze worden bekeken. Wij zijn begon nen aan de kant van de begrenzing van de overschrijding en de wethouder is begonnen met het bedrag 46 dat al wordt uitgegeven en wil dan nog wel eens kijken of dat iets kan worden teruggebracht. Wij heb ben voorgesteld deze zaak eventueel in de Commissie voor het Onderwijs en met de verschillende diensthoofden door te nemen. Tenslotte omvat de begroting voor het onderwijs een flink aantal posten. Vorig jaar ging het om de nrs. 250 tot en met 504 en die waren dan ook nog weer onderverdeeld. In to taal zullen er ca 1000 posten zijn en wij willen dat die eens worden doorgelicht. De heer De Vries zegt wel dat het geld dringend nodig is voor alle randvoorzieningenmaar ik ga ervan uit dat een mens vele wensen heeft doch dat die wensen wel eens beknot moeten worden. Wij vinden onze motie niet irreëel. Wij menen zelfs dat de motie zeer realistisch is en daar blijven wij bij. (De heer De Vries (weth.): Trekt u de motie in?) Neen, dat doen wij niet. Mevrouw Brandenburg en de heer Pruiksma zijn naar aanleiding van deze motie teruggekomen op het feit dat wij de vorige week gezamenlijk een motie over de kwaliteit van het onderwijs hebben on dertekend. In verband hiermee zou ik willen opmerken dat het gevaarlijk en ook niet goed is om dit soort zaken uit zijn verband te trekken. Ik wil daarom nog even voorlezen wat ik gisteravond in eerste instantie heb gezegd: "Mogelijk zal men in antwoord op ons voorstel naar voren brengen dat er geen sprake mag zijn van kwaliteitsvermindering van het onderwijs. Hiermee zijn wij het volstrekt eens. Daarbi wil ik opmerken dat volgens ons de kwaliteit van het onderwijs niet afhangt van de outillage, doch in de eerste plaats een zaak is van de inspiratie van het betrokken personeel." Wij menen derhal ve dat de outillage niet zo uitvoerig behoeft te zijn. Wat ons betreft kan het vernieuwen van school banken rustig een paar jaar worden overgeslagen. Ik zal hierop echter niet in detail ingaan. Kwaliteit is toch nog wat anders dan alleen de outillage en daar blijf ik bij. Naar aanleiding van de woorden van wethouder Miedema over het gebruik door het winkelend pu bliek van de parkeergarage onder het Provinciehuis heeft mevrouw Brandenburg gesuggereerd de regeling voor de kosten simpel te houden. Ik wil in verband hiermee de wethouder wijzen op een bezoek van de gemeenteraad van Amersfoort aan Leeuwarden. In Amersfoort stelden eveneens overheidsinstellingen en zelfs banken die parkeergarages hadden deze beschikbaar voor het winkelend publiek op de koopavon den en de zaterdagen. Men had daar een heel gemakkelijke regeling voor. Misschien kan het college eens in Amersfoort informeren hoe men het een en ander daar heeft opgelost. De heer Miedema heeft als mijn mening naar voren gebracht dat de gemeente woningen met een grote onderhoudsachterstand zou moeten afstoten. Zo heb ik het echter niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik het zinvol zou vinden dat hierover eens in de Commissie voor het Woningbedrijf werd gesproken. Ik begrijp best dat dit soort zaken grote sociale aspecten hebben en ik heb het dan ook niet naar voren [willen brengen als iets wat direct moet gebeuren. Een gesprek over dit punt zal echter eens op gang moeten komen, want misschien zijn er toch wel mensen die een dergelijke woning tegen een bescheiden prijs willen kopen. De heer Heere heeft de problematiek rondom het Frysk Orkest besproken. Hij heeft namens het col lege gezegd dat men op het standpunt staat dat het Frysk Orkest moet blijven bestaan en dat het college terug komt bij de raad als er onverhoopt problemen zouden ontstaan over het voortbestaan. Wij hebben met onze motie over het Frysk Orkest en Cambuur bedoeld dat wij niet eens willen afwachten of die problemen er wel of niet komen. Wij willen van tevoren al wat meer zekerheid voor deze twee institu ten realiseren. Wij willen hen niet een zwaard van Damocles boven het hoofd laten hangen. Zij moeten door kunnen gaan met hun activiteiten, hoe verschillend van aard dan ook, want zij voorzien beide in een behoefte. Het ging mij er niet om van de heer Heere te horen dat het college met de accommodatie van het Frysk Orkest de Harmonie op het oog had, want dat had ik zelf ook wel kunnen zeggen. Het ging er mij om van het college te horen wat men onder een goede accommodatie verstaat en of men be reid is daarvoor alle kosten te betalen. Zeer wijselijk is wethouder Heere niet ingegaan op het citaat dat ik gisteren letterlijk heb weergegeven uit "Nadere voorstellen tot herwaardering voor de periode 1982-1986". Het college stelde daarin dat, als een van de subsidiënten van het Frysk Orkest zou weg vallen, dit het einde van het orkest zou betekenen. Men achtte het ongewenst terzake een initiatief te nemen. Ik kan mij best voorstellen dat het college er vandaag de dag anders over denkt, maar ik had het wel plezierig gevonden als het college dan op zijn woorden van toen was teruggekomen en had ge zegd dat de woorden die toen zijn geschreven niet waar waren en dat die werden ingetrokken. Of is misschien datgene wat nu gezegd wordt niet waar? Ik wil hierop nog graag een reactie horen. (De Voor zitter: Wat wij nu zeggen is waar; daar geloven wij zelf in.) Ach, het is in de geschiedenis wel vaker gebeurd dat men van het geloof afraakt en dat is hier dus ook gebeurd. Het spijt ons, mijnheer de voorzitter, dat u onze twee moties hebt afgewezen en irreëel hebt ge noemd. Wij zijn van mening dat beide moties zeer realistisch zijn en wij handhaven ze daarom wel. Ten aanzien van de moties van PAL gaan wij met de standpunten van het college mee.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 24