49
keren in de samenleving de voorzieningen niet meer kunnen betalen. Wij vinden dat dat te zwak uitge
drukt is. Wij hebben hier al eerder beweerd dat wij zeer kritisch staan tegenover privatisering. Wij wij
zen privatisering niet in alle gevallen af, maar wij willen er wel enkele vraagtekens bij zetten. Ten
eerste denken wij dat alleen die gemeentelijke bedrijven voor privatisering in aanmerking zullen komen
die goed renderen, want anders zal de privé sector er denkelijk geen enkel belang bij hebben. Or die
manier worden echter wel de krenten uit de pap voor de gemeentelijke financiën geprivatiseerd en dat
lijkt ons niet gewenst. Ten tweede lijkt ons privatisering als een manier om lastenverzwaring te voorko
men geen goede oplossing, want de individuele burger zal toch ook voor de geprivatiseerde diensten
moeten betalen. De particuliere sector zal vermoedelijk goedkoper kunnen produceren, maar men moet
zich natuurlijk wel afvragen waarom. Wij denken dat dat veroorzaakt zou kunnen worden door onder
anderen slechtere arbeidsomstandigheden, zoals het twee keer zo hard moeten werken in dezelfde tijd.
Bovendien gaan hiermee arbeidsplaatsen verloren. Wat dit punt betreft zou ik willen verwijzen naar de
zaak die wij hier al hebben geprivatiseerd, namelijk het schoonmaken. Deze werkzaamheden zijn afge
stoten naar een particulier schoonmaakbedrijf en onze fractie hebben dienaangaande brieven bereikt
waaruit heel duidelijk blijkt dat de situatie voor degenen die de betreffende werkzaamheden uitvoeren
er hard op achteruit gegaan is. Er zijn ontslagen gevallen en de mensen moeten veel harder werken. Zij
moeten bijvoorbeeld alleen een school schoonmaken in dezelfde tijd die zij daarvoor met zijn tweeën
daartoe beschikbaar hadden. Dit soort situaties komen nu voor en als dat privatiseren is, wijzen wij het
in ieder geval af.
Mevrouw De Jong zei ongeveer twee maanden geleden in deze raad dat zij niet in de liberale hoek
thuishoorde of woorden van gelijke strekking. Als ik echter nu haar verhaal beluister over privatisering,
profijtbeginsel, versterking van de marktsector ten nadele van de collectieve sector, denk ik dat zij al
aardig in die hoek terecht komt.
Ook nog enkele opmerkingen van mijn kant over de methodiek van het herwaarderen. Wethouder
Kessler zegt dat onze motie voor een overzicht van het totale gemeentelijke herwaarderingsbeleid over
bodig is. Wij willen met deze motie bereiken dat wij niet opnieuw worden geconfronteerd met de situa
tie dat wij niet kunnen schuiven - tenzij het gaat ten koste van nieuw beleid - omdat er geen alterna
tieven op tafel liggen om vervolgens bij de volgende herwaarderingsronde te constateren dat er tc:h
weer nieuwe voorstellen op tafel liggen en dat er kennelijk wel alternatieven zijn. Wij willen daarom
bij het volgende dekkingsplan graag een totaal-overzicht hebben van een en ander, zodat wij in het
vervolg weten waarover wij praten als wij het hebben over het dekken van tekorten, over saneren of
over de artikel 12-situatie. Als de wethouder toezegt dat er een totaal-overzicht van de omvang van
het gemeentelijk takenpakket komt, is onze motie inderdaad overbodig, maar dat is mij uit zijn woorden
niet duidelijk geworden. Als echter de permanente hérwaardering inhoudt dat alles in het gemeentelijk
takenpakket onder de loupe wordt genomen en bij stukjes en beetjes in de gemeenteraad wordt gebracht,
is onze motie niet overbodig want dat bedoelen wij niet. Ik wil hierop nog graag een nadere toelichting
van de wethouder hebben, want als hij niet kan toezeggen dat het verstrekken van een totaal-overzicht
de bedoeling is van de permanente herwaardering, lijkt ons onze motie niet overbodig. De wethouder
heeft gelijk dat de motie niet correct is geformuleerd. Er had moeten staan dat b. en w. opdracht geven
aan de werkgroep Meerjarenramingen en dat wil ik hierbij derhalve nog wijzigen in de tekst.
Wethouder Heere heeft antwoord gegeven op de vragen over FIOM. Hij verwijst naar een in 982
genomen raadsbesluit dat inhield dat de gemeente Leeuwarden niet de rijkskortingen ten aanzien van
deze instelling voor haar rekening zou nemen. Zoals de raad waarschijnlijk nog wel weet, was mijn
fractie het daarmee niet eens. Ik heb daarover, samen met mevrouw Otsen van de PvdA, een motie in
gediend die bewerkstelligen moest dat de korting op FIOM onderdeel van de herwaardering zou worden
en daar zou kunnen worden ingebracht bij nieuw beleid. Destijds was geen raadsmeerderheid voo deze
motie te krijgen. Na de bewogen verhalen die ik gisteravond over FIOM heb aangehoord, denk ik dat
de motie nu wellicht meer kans van slagen had gehad. Ik ben van mening dat de raad niet nu beslissin
gen over FIOM moet nemen. Ik ben het met mevrouw Brandenburg eens dat deze zaak in de Commissie
voor Volksgezondheid en Maatschappelijke Dienstverlening uitgebreid aan de orde moet worden gesteld.
De rol die het kerngemeentenoverleg hierin zou kunnen spelen, kunnen wij in die commissie uitvoerig
bespreken. Ik wil echter nu al zeggen dat de suggestie van de wethouder FIOM onder te brengen bij de
Madi in onze ogen zeer ongewenst is.
Ik kom nu toe aan de onderwijssector. De geplande bezuiniging van 311. 000, zou moeten wor
den gehaa ld uit de 1,1 mi I joen die beschikbaar is voor rand voorzieningen311. 000, is al 28% var
het bedrag van de randvoorzieningen en wij vinden dat een veel te groot aandeel. Wij vragen on op
nieuw af hoe het college, als het op die manier gaat snijden in de onderwijssector, zijn in het college
program geformuleerde doelstellingen met betrekking tot het onderwijs denkt te kunnen realiseren Ik
denk daarbij aan nieuwe activiteiten als het rol doorbrekend onderwijs, het vredesonderwi js en de ver
50
breding van de zorgbreedte van het onderwijs. Dit zijn toch allemaal zaken die ook geld gaan kosten en
die kosten zullen toch uit de randvoorzieningen moeten worden betaald.
Wat betreft Hippo blijven wij bij ons standpunt. Wij zijn van mening dat er niet nu al een voor
schot moet worden genomen op de nog in ontwikkeling zijnde plannen voor de doelstellingen en doel
groepen. Ik doel hierbij zowel op het muzikale en sociaal-culturele gebeuren als op de activiteiten die
worden ontwikkeld voor de drugsgebruikers. Mevrouw Brandenburg zegt dat zij nog wel iets voelt voor
een industriehal als oefenruimte voor muzikale evenementen, maar dat lijkt ons alleen nog maar meer
geld te gaan kosten. Een oefenruimte is overigens wel iets dat nog op ons verlanglijstje staat, maar als
men van het ter beschikking staande bedrag een oefenruimte, een concertruimte en een accommodatie
voor drugsgebruikers wil realiseren, wordt het onzes inziens wel wat erg krap.
Nog één opmerking en dan ben ik aan mijn afsluiting gekomen. Op bladzijde 13 van bijlage II van
het ontwerp-dekkingsplan wordt met betrekking tot de overheadkosten bij de Dienst voor Reiniging en
Brandweer gezegd: "Daar wij het niet uitgesloten achten dat zich in de nabije toekomst bepaalde ont
wikkelingen in het takenpakket van deze dienst zullen voordoen.. Wij hebben de indruk dat hiermee
gedoeld wordt op de ontwikkeling van het ineenschuiven van rampenbestrijding in vredestijd en in oor
logstijd. De Dienst voor Reiniging en Brandweer zou daarin namelijk ook enige taken krijgen. Deze dis
cussie zal binnenkort nog worden gevoerd, doch als in de genoemde zinsnede op dit punt wordt gedoeld,
kunnen wij daarmee niet akkoord gaan.
De heer Buurman van het GPV heeft gisteren gezegd dat hij dacht dat winst volgens onze opvattin
gen een vies woord is. (De heer Buurman: Heb ik gezegd dat dat de opvatting van PAL was?) Ik meen
de dat u het woord PAL noemde. In ieder geval had u het over linkse kringen. (De heer Buurman: Ik
heb daarbij helemaal niet aan PAL gedacht.) (De heer Pruiksma: De heer Buurman had het over "links",
niet over PAL.) Wat heeft u een scherpe opmerkingsgave, mijnheer Pruiksma. Of het nu wel of niet op
ons slaat laten wij dan maar in het midden, maar ik voel mij wel aangesproken en ik wil daarover dan
ook opmerken dat wij niets hebben tegen het maken van winst. Het gaat er echter om wie zich de winst
toeeigent. Als de winst in privé-zakken verdwijnt, hebben wij er wel bezwaren tegen, doch als de
winst wordt gebruikt voor gemeenschappelijke, belangrijke voorzieningen, maken wij geen enkel be
zwaar.
De heer Van der Wal: Ik wil nog reageren op twee punten en om te beginnen is dat de normwinstuit
kering van het GEB en de motie die wij daarover hebben ingediend. Wethouder Miedema heeft de motie
namens het college ontraden omdat deze niet reëel zou zijn. Dit verbaast ons in hoge mate. De in de
overwegingen van de motie genoemde cijfers en opsommingen van feiten zijn praktisch letterlijk gehaald
uit het jaarverslag 1981 van het Electriciteitsbedrijf. Het is mogelijk dat de heer Miedema dit jaarver
slag niet in detail kent en ik zal hem daarom even een verduidelijking geven. De verklaring van het to
tale verschil van het negatieve resultaat tussen 1980 en 1981 van ruim 2,8 miljoen wordt hoofdzakelijk
gevonden in de belangrijke verhoging van de stroom in koopkosten terwijl de stijging van de stroomop-
brengst daarbij in grote mate achterblijft. De stroominkoopkosten worden bepaald op basis van de op 1
januari 1978 met de provincie Friesland afgesloten overeenkomst voor de electriciteitslevering. Onge
veer 1,9 miljoen van de daling van het resultaat kan hierdoor worden verklaard. Ik heb het gisteravond
duidelijk over 1,9 miljoen gehad - dat staat ook in de motie - en heb niet gezegd dat de totale daling
van het resultaat aan het stroominkoopcontract kan worden geweten, zoals de wethouder suggereerde.
Het aarverslag vermeldt nog enkele kleinere bedragen die door verhoging van kapitaalslasten en andere
kostenstijgingen worden veroorzaakt en laat dan volgen: "Gelet op de dominante factor van de stroom
inkoopkosten en gelet op het feit dat de electriciteitsleveringsovereenkomst per 31 december a.s. ein
digt, is er alle reden om de overeenkomst te herzien en bepaalde onderdelen zoals o.a. de afdracht
25% van de bruto-marge ter discussie te stellen." Ditzelfde beoogt onze motie ook. De wethouder heeft
gezegd dat het college - terecht naar onze mening - arbitrage heeft aangevraagd over de uitleg van het
stroominkoopcontract. Het gaat daarbij niet alleen om de 25% van de bruto-marge - in 1981 altijd nog
een bedrag van 2,6 miljoen -, maar ook om de verhouding maximale belasting. Ook daarop is arbitrage
aangevraagd. Als op dit punt een procentueel vrij lichte verschuiving wordt bereikt, zijn daar zo niet
miljoenen dan toch wel enkele tonnen mee gemoeid. Daarnaast wordt nog gesproken over de kwestie van
de renteberekening, hetgeen ook een bedrag van enkele tonnen met zich mee kan brengen. Onze motie
is voorzichtig geformuleerd en spreekt slechts over een herstel van de normwinstuitkering van ten minste
1/4 miljoen. Het woord ten minste is onderstreept omdat wij de 1,4 miljoen beschouwen als een soort
bodembedrag. Wij praten slechts over 1,4 miljoen, terwijl uit de punten die de wethouder noemt wel
licht veel meer te halen is. Doch wat doet het college? Het college acht onze motie niet reëel. Met
een dergelijke opstelling worden de onderhandelingen met de provincie aangegaan. Het is niet ondenk
baar dat de provincie in de discussie over de aangevoerde punten zegt dat wij zelf niet eens meer be-