8 echter wel opgemerkt dat de inkomstenkant van de begroting wel structureel wordt beïnvloed door het optreden van lagere rentebaten wegens aanwending van de reserve extra afschrijving. Dat zij dan zo. De meeste aandacht gaat uiteraard uit naar fase 2, zijnde de daadwerkelijke bezuinigingen waar over nu ons oordeel wordt gevraagd. Ik zal niet alle posten bespreken. Voor zover onbesproken is mijn fractie akkoord. De volgorde van de wel te bespreken zaken is willekeurig. Ik merk op dat mijn fractie lijst A in eerste aanleg beschouwt als noodzakelijk en lijst B als niet onwenselijk. In de beleidssector Cultuur stelt het college zich voor dat het Frysk Orkest een forse bijdrage van 400.000,kan leveren. Aan een herziening, zo stelt het college, valt niet te ontkomen. Met vol doening heeft mijn fractie kennis genomen van de nadere standpuntbepaling van het college in bijlage 447, waaruit naar ons oordeel ook ten aanzien van het Frysk Orkest een genuanceerder beeld naar voren komt dan waarvan in het ontwerp-dekkingsplan sprake was. Naar het oordeel van het college dient soe laas te worden gevonden in een kleinere orkestbezetting en een wijziging van de verdeelsleutel tussen de verschillende subsidiërende instanties. De indruk bestaat dat wellicht in de begroting van het Frysk Orkest nog enige lucht aanwezig is. Mocht na onderzoek blijken dat dat inderdaad het geval is, dan ligt het voor de hand die ruimte als eerste correctiefactor te gebruiken. Over de door het college ge noemde kleinere bezetting van het orkest kan mijn fractie in dit stadium geen zinnig oordeel geven bij gebrek aan nadere gegevens die die stelling nader zouden kunnen toelichten. Op dit punt zullen wij de ontwikkelingen afwachten. Mijn fractie hecht er echter sterk aan te verklaren dat voor ons de vraag of het Frysk Orkest moet blijven bestaan, niet bespreekbaar is. Het Frysk Orkest moet blijven bestaan en zal blijven bestaan. Dat betekent dat het voorstel van het college op dit punt ons niet ver genoeg gaat. Evenals ten aanzien van Cambuur het geval is - waarover straks meer - had het college naar ons oordeel aan het voorstel de randvoorwaarde moeten verbinden dat in alle gevallen het voortbestaan van het Frysk Orkest het uitgangspunt behoort te zijn. Dat mis ik in het voorstel in zijn huidige redactie. Wij overwegen daarom de indiening van een motie van die strekking. Indiening van deze motie kan alleen achterwege blijven indien het college concreet toezegt dat bij het plegen van nader onderzoek aan gaande het Frysk Orkest en het voeren van de onderhandelingen met rijk, provincie en de overige Friese gemeenten de volgende uitgangspunten strikt zullen worden gehanteerd: 1) Het beleid is erop gericht op termijn te komen tot de situatie dat Leeuwarden subsidieert middels het ter beschikking stellen van accommodatie; 2) Voor de tijd daaraan voorafgaand streeft Leeuwarden ernaar, bij de onderhandelingen per 1 januari 1984 wanneer de huidige gemeenschappelijke regeling afloopt, te komen tot een andere subsidiesleu tel dan de huidige. Uit het voorgaande volgt dat wij over de taakstelling van 400.000,slechts in zoverre geen proble men zullen maken indien aan de beide hiervoor genoemde uitgangspunten de volgende wordt toege voegd: - indien realisering van de taakstelling van 400.000,op enigerlei wijze een bedreiging zou gaar vormen voor het voortbestaan van het Frysk Orkest, wordt de hoogte van het ten aanzien van het Frysk Orkest te bezuinigen bedrag in de raad opnieuw ter discussie gesteld. Mocht het college tot deze laatste toezegging niet bereid of in staat zijn, dan zal ik in tweede instan tie een motie van deze strekking indienen. De tekst zal dan luiden als volgt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 29 november 1982, gelezen het voorstel van het college van b. en w. van 17 november 1982, bijlage 447, in samenhang met het voorstel van 1 oktober 1982, bij lage 371 overwegende dat in de hoedanigheid van cultureel centrum voor Leeuwarden de aanwezigheid van het Frysk Orkest passend en wenselijk moet worden ge acht, in verband waarmee aan het voortbestaan van het Frysk Orkest groot belang moet worden gehecht, is van oordeel dat de thans voorgenomen taakstelling van 400.000,her ziening behoeft ingeval onverkorte realisatie daarvan op enigerlei wijze het voortbestaan van het Frysk Orkest in gevaar zou brengen." In wezen derhalve geen andere formulering van het voorstel dan ten aanzien van Cambuur het geval is. Het bestuur van de Sportclub Cambuur heeft op indringende wijze aandacht gevraagd voor de noden en zorgen waarin men zou terechtkomen indien wij besluiten tot de voorgestelde afbouw van directe subsidie aan Cambuur. Voorop staat dat Cambuur moet blijven bestaan. In dat verband refereert het col lege aan landelijke onderzoeken en noodzakelijke inventiviteit. Mijn fractie stemt daarmee in. Wij merken in dat verband twee dingen op: 9 1. Mocht blijken dat de zaak niet kan worden genaaid zoals wij het nu denken te knippen, dan komt het geheel weer terug in de raad. In weerwil van allerlei opgewonden reacties in de pers is het be paald niet zo dat wij vanavond bezig zijn met vereende krachten Cambuur de nek om te draaien; 2. Het is helemaal niet van belang in feite of de gemeente nu indirect een bedrag van 600.000, of 400.000,— subsidieert. Het staat immers wel vast dat wij voor grote bedragen subsidiëren. Het be lang van Cambuur gaat de gemeente Leeuwarden wel degelijk ter harte. Diegenen die menen dat het juist zou zijn Cambuur en het Frysk Orkest onderling vergelijkbaar te ma ken dienen in de beschouwingen ook te betrekken dat voor een violist geen transfermarkt bestaat. Overigens geldt buiten de voetballerij nog steeds dat mensenhandel strafbaar is. Met het nadere colle gevoorstel gaat mijn fractie akkoord, ervan uitgaande dat in deze conceptie het betaalde voetbal in Leeuwarden niet in gevaar komt. Met betrekking tot Hippo heeft mijn fractie in het verleden steeds klare wijn geschonken. Ik mag u herinneren aan het stemgedrag van mijn fractie ten aanzien van de motie De Pree in het voorjaar van 1978. Na het fiasco met Hippo heeft mijn fractie het standpunt ingenomen dat de daardoor vrijkomende middelen - het half miljoen van toen plus de daarop gekweekte rente, nu in totaal zeven ton - terug vallen in de algemene middelen. Dat betekent dat dat bedrag niet automatisch kan worden geclaimd door instellingen die opteren voor de functie van erfgenaam van Hippo. Het betekent ook dat voor nieu we activiteiten een geheel blanco situatie is ontstaan waarin elk initiatief op zijn eigen merites moet worden beoordeeld. Uit de chaos waarin Hippo is geëindigd kunnen in elk geval twee duidelijke con clusies worden getrokken: 1. activiteiten met een grote milieubelasting zijn in beginsel ongeschikt voor plaatsing in de binnen stad; 2. ervaringen met Hippo leiden tot de gevolgtrekking dat de drugsproblematiek niet aan enkel een jon gerencentrum kan worden overgelaten. Vooraleer daarover nadere beslissingen kunnen worden genomen, dient eerst het evaluatierapport te worden afgewacht. Om die reden kan er naar ons oordeel op dit moment geen sprake van zijn dat onder verwijzing naar de drugsproblematiek de voorgenomen taakstelling van 320.000,zou worden ver laagd. Met betrekking tot het schoolzwemmen stelt het college dat op de organisatie daarvan en op het vervoer een besparing mogelijk is van bruto 50.000, Wij hanteren het uitgangspunt dat in beginsel de ouders eerst verantwoordelijk zijn voor het aan hun kinderen doen onderwijzen van de zwemkunst, maar dat het daarnaast wenselijk blijft dat in schoolverband zwemonderricht gericht op het overlevings- aspect wordt gegeven, vooral voor die inkomensgroepen die anders voor deze vorm van onderwijs in de knel zouden komen. Wij vragen ons wel af wat in dit verband onder reorganisatie moet worden verstaan. Wellicht kan het college daarover nadere mededelingen doen. Met de taakstelling op zich gaan wij ak koord Met de taakstelling inzake de nutsbedrijven gaan wij zonder meer akkoord. Ik kan niet nalaten er op te wijzen dat wij op nader onderzoek ter zake al twee jaar aandringen, met name op onderzoek naar de reservepositie van Frigas. Dat onderzoek wachten wij met belangstelling af. De Stichting Beeldende Kunst zal ook moeten inleveren. Dat spijt ons, maar wij zien helaas geen alternatieven om hieraan te ontkomen. Wellicht dat onderzoek zal uitwijzen dat een herschikking van methoden een oplossing kan bieden. Wij wachten dat onderzoek af. Ik kom nu aan eigenlijk het voor ons meest pijnlijke punt in de hele herwaarderingsoperatie, name lijk de voorgenomen taakstelling ten aanzien van de Buitenschool. Achter de cijfers gaat een zeer bij zondere problematiek schuil. Het gaat hier om een van de zwakste en minst weerbare groepen in onze samenleving. Toen ik in de aanvang van mijn betoog refereerde aan de woorden van Heinrich Böll had ik ook deze kinderen op het oog die, in verband met hun beperkt medisch en sociaal functioneren en de daarmee gepaard gaande hoge graad van behoeftigheid, extra aandacht verdienen om hun toekomst al thans zo acceptabel mogelijk te doen zijn. Bezuinigingen komen daar dan wel erg hard aan. Na uitvoe rige discussie in mijn fractie nemen wij het volgende standpunt in: Ten aanzien van de taakstelling met betrekking tot de Buitenschool staan wij een benadering in twee fasen, zo men wil op 2 sporen, voor: a. de taakstelling ten aanzien van buitengemeenten van ca 195.000,dient te worden gerealiseerd, doch wel via nader onderzoek, waarbij het uitgangspunt is dat de leerlingen die voor aanmelding in aanmerking komen op grond van medische of sociale indicaties niet van deze bezuiniging de dupe mogen worden. Een nieuwe situatie ontstaat als de buitengemeenten weigeren de inhaalmanoeuvre van ik meen 119.600,van de minister van Onderwijs mede voor hun rekening te nemen, voorzo ver het kinderen uit die gemeenten betreft. b. in geen geval mag ten aanzien van kinderen uit onze eigen gemeente de oplossing worden gezocht in een verhoging van de ouderbijdrage die ertoe zou leiden dat ouders hun kinderen noodgedwongen van deze school zouden nemen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 5