10
Mocht het volgen van onze gedachtengang ten aanzien van de Buitenschool, en dan met name met be
trekking tot het laatste punt, niet leiden tot een toezegging van het college, dan overwegen wij de in
diening van een motie in tweede instantie. Uit het voorgaande vloeit voort dat de taakstelling van
255.000,slechts onder voorbehoud van de eerdergenoemde uitgangspunten voor mijn fractie aan
vaardbaar is. Wij wachten de reactie van het college af. Volledigheidshalve voeg ik aan het voorgaan
de toe dat wij kunnen instemmen met de gedachte dat in het algemeen moet worden gestreefd naar een
situatie dat buitengemeenten hun eigen verantwoordelijkheid in financieel opzicht dragen.
Tot slot nog een paar algemene opmerkingen. Ik heb gezegd dat de systematiek van de herwaarde
ringsoperatie onze instemming heeft. Met de, als ik het zo mag noemen, A-lijst stemmen wij in, zij het
dat wij bepaalde onderdelen graag zouden zien gehonoreerd met een toezegging van het college (Frysk
Orkest, Buitenschool etc.). Het karakter van de B-lijst is zodanig dat wij het onderzoek naar de moge
lijkheid tot herwaardering van die onderwerpen ook willen zien doorgevoerd, zodat zo spoedig mogelijk
die 500.000,boven water kan worden getild. In dat verband merken wij op dat bij het verrichten
van nader onderzoek bijzondere aandacht behoort te worden besteed aan maatregelen die een verhoging
van doelmatigheid tot gevolg hebben. Aan die constructie geven wij de voorkeur boven een rechtstreek
se verlaging van het voorzieningenniveau in Leeuwarden. Wij hebben de indruk dat bij gebleken nood
zaak tot verdere verlaging van het budgettaire volume, om welke reden dan ook, daar nog mogelijkhe
den zijn om via het nauwgezet op elkaar afstemmen van activiteiten in de uitvoerende sfeer besparingen
te bereiken. Naar alle waarschijnlijkheid zal mijn fractie op dat punt bij de begrotingsbehandeling
1983 nader ingaan.
De heer Bijkersma: ik zal in eerste instantie niet direct reageren op datgene wat de woordvoerster
van de PvdA en de woordvoerder van het CDA hebben gezegd. Het lijkt mij beter dat in tweede instan
tie te doen
Het voor ons liggende bezuinigingsplan is een gevolg van de slechte economische toestand in Ne
derland. Een benarde toestand, waarvoor wij niet alleen de verantwoordelijkheid behoeven te dragen,
maar wij kunnen ons wel eens afvragen of onze hoog opgeschroefde wensen in het jongste verleden niet
mede oorzaak daarvan zijn. Het gevolg is dat wij nu de tering naar de nering moeten zetten. Zo ook op
het gebied van het gemeentelijk bestuur. Er zal, in alle sectoren, evenwicht moeten blijven tussen in
komsten en uitgaven, doch wij zijn ons ervan bewust dat er nuanceverschillen kunnen voorkomen. Voor
onze fractie staat vast dat de gemeentelijke financiële politiek niet gericht mag zijn op inkomensverde
ling. Daar zijn andere instituten voor. Dit ontwerp-dekkingsplan is, behalve op de rijksuitkeringen,
duidelijk gebaseerd op het collegeprogram van PvdA en CDA. Ondanks het feit dat die partijen ge
meend hebben de VVD bij de samenstelling van het college te moeten uitsluiten, wil de VVD-fractie
het zich zelf niet gemakkelijk maken door te zeggen "Zoek het maar uit". De VVD is bereid daadwer
kelijk en constructief mee te werken aan de oplossing van de financiële problemen en de zo noodzake
lijke bezuinigingen. Dat daarbij de liberale gedachte zal blijven doorklinken, behoeft geen betoog.
Allereerst een aantal standpunten van mijn fractie omtrent dit voorlopige dekkingsplan.
1 Het stemt mijn fractie tot tevredenheid dat het college ook in dit dekkingsplan de sluitende be
groting als doelstelling heeft aangemerkt. Wij vinden dit een juiste koers. Een totaal andere denkwijze
zou alleen nog maar meer ellende veroorzaken.
2. De door het college gevolgde procedure bij het ontwerpen van de plannen is ondoorzichtig ge
weest. Hierdoor is men er niet in geslaagd ons een duidelijk beeld te geven van de motieven van de mo
tivatie bij de afwegingen ten opzichte van de verschillende sectoren. Alleen de punten vanuit de finan
ciële invalshoek staan centraal. Het geheel geeft daardoor de indruk van een zekere willekeur. Bij een
uitvoeriger overleg met hoofden van dienst en adviescommissies hadden andere conclusies naar voren
kunnen komen, waardoor de bezuinigingsoperatie evenwichtiger zou zijn geworden en daardoor een
meer zuiver karakter had gekregen.
3. Mijn fractie is van mening dat het college bij het maken van de plannen wel wat te gemakkelijk
heeft geschrapt in de richting van de bevolking en de bevolkingsgroepen. Het college heeft te weinig
kritisch gekeken naar de exploitatie en het reilen en zeilen op eigen terrein. De bezuinigingsdoelstel
lingen hadden naar ons gevoel ook meer naar binnen gericht kunnen zijn. Meerdere keren heb ik naar
voren gebracht dat het zakelijk denken de laatste jaren niet de sterkste kant van het college is en zeker
niet als het in de richting van eigen bestuur en beheer gaat.
4. Er is hier en daar te snel een beleid geformuleerd; vaak zonder dat men zich voldoende had ver
diept in de mogelijke gevolgen hiervan. Bij het voorstellen van kortingen moet men tegelijkertijd de
uitvloeiselen in acht nemen. Pas dan kan men evenwichtig besluiten.
5. Het is onze fractie opgevallen, doch het heeft ons niet verbaasd, dat zowel in de werkgroep die
een onderzoek instelde naar de herwaardering als in die welke een onderzoek gaat instellen naar het
11
zogenaamde nieuwe beleid, slechts één politieke ambtsdrager zitting neemt en wel de wethouder van
Financiën. Bestaat er bij het CDA geen belangstelling voor de eerste fase of onderstreept dit haar zwak
ke positie in het huidige college?
6. Mijn fractie acht het onjuist dat de in het collegeprogram aangemerkte prioriteiten als onaan
tastbaar buiten beschouwing worden gelaten.
Ik zal nu op het ontwerp-dekkingsplan ingaan. Het is verleidelijk bij het oordeel over de plannen
slechts een aantal hoofdpunten naar voren te halen. Ik acht dat echter onvoldoende en geef daarom en
kele detailleringen. Incidentele maatregelen dienen te passen in structurele ingrepen. Wij vinden daar
om een ingreep in de risico-reserves een onjuiste en gevaarlijke weg. Een risico-reserve van tien mil
joen is al minimaal en zeker nu ons misschien een debacle te wachten staat bij de stadsverwarming.
Mijn fractie is een voorstander van de toepassing van het profijtbeginsel. Wij menen dat dit begin
sel niet alleen moet gelden voor de burger die gebruik maakt van de gemeentelijke voorzieningen, doch
dat deze zienswijze ook van toepassing behoort te zijn op het ambtelijk apparaat zelve. Binnen het ge
meentelijk apparaat is een aantal bedrijfskantines aanwezig. Naar ons gevoel is het niet mogelijk bij
die kantines een werkelijk sluitende exploitatie te verkrijgen en dat hoeft misschien ook niet, maar de
toeslag op de consumpties is nu wel erg minimaal. Wij zijn van mening dat er wel een hogere toeslag
kan worden doorgevoerd. Dit is nu zo'n naar binnen gerichte bezuiniging waarover ik zojuist reeds
sprak.
Het is mijn fractie niet ontgaan dat de sector Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Verkeer en
Vervoer er, globaal gezien, niet slecht is afgekomen. Het verheugt ons dat het college nu eindelijk
eens naar de efficiency van deze eigen organisatie gaat kijken. De VVD heeft er reeds vaker op aange
drongen juist in deze sector een dergelijk onderzoek te starten.
Het is voor ons onbegrijpelijk dat er, bij het constateren van het feit dat het bedrijfsleven goedko
per kan werken, eerst weer een nader onderzoek moet komen. Zoiets werkt niet bezuinigend, maar kost
integendeel geld en werkt bovendien vertragend.
Het opstellen van verkeersregulerende apparatuur kost veel geld. Het is voor ons acceptabel dat wij
ten aanzien van dit punt overgaan tot verdere temporisering. Helaas valt niet te ontkennen dat wij de
laatste jaren enkele voorzieningen hebben aangebracht die weinig nut bleken af te werpen. De voet
gangersbrug over de Pieter Stuyvesantweg en de tunnel daar vlak bij zijn hiervan duidelijke voorbeel
den. Herbezinning is hier echt op zijn plaats.
Het Grondbedrijf zal rekening moeten houden met een vertraagde verkoop van grond. Nu blijkt er
eer, brede belangstelling te bestaan voor volkstuinen. In verband hiermee zou ik de volgende suggestie
wilien doen: Zou het ook mogelijk zijn om met de Vereniging van Volkstuinhouders te onderzoeken of
de braakliggende terreinen van ons Grondbedrijf via begrensde contracten voor het aanleggen van
volkstuintjes ter beschikking kunnen worden gesteld?
Ik vertel hier geen nieuws als ik stel dat de energieprijzen ons tot grote besparingen op dit gebied
dwingen. De signalen daartoe zijn duidelijk. Wij hebben geen al te hoge verwachtingen van een verho
ging van de normwinstuitkering van Frigas. Bovendien achten wij het gevaarlijk onze invloed daarom
trent aan te wenden in verband met de mogelijke verschraling van de reserves bij Frigas. Uitholling van
reserves heeft menig bedrijf aan de grond gebracht.
Het moet het college niet ontgaan zijn dat er behoorlijke verliezen worden geleden op de door het
Woningbedrijf gerehabiliteerde panden, zoals die aan de Nieuweburen en in Huizum-Dorp. Aandrang
tot rehabilitatie van woningen door het Woningbedrijf moet daarom extra kritisch worden bekeken. Ook
kan in de Commissie voor het Woningbedrijf misschien nog een gesprek op gang komen over het afstoten
van woningen met een grote achterstand in onderhoud.
Het verwondert ons niet dat de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden, mede in verband met het
deelkarakter der voorstellen, geen afgewogen advies kan uitbrengen. Het college heeft gesteld dat het
deikingsplan onder meer is gebaseerd op het collegeprogram en dat de daarin gestelde prioriteiten een
rol spelen. Het college heeft daarom ook in dit plan een plaats willen inruimen voor zogenaamd nieuw
beleid. Wij zijn ten opzichte van dit nieuwe beleid zeer gereserveerd. Toch wil ik het volgende opmer
ken. De huidige situatie met de grote werkloosheid vraagt extra aandacht. Bestrijding daarvan moet
voorrang hebben. Het moet het college bekend zijn dat wij dit punt reeds gedurende een aantal jaren
naar voren hebben gebracht. Wij zijn daarom van mening dat op het gebied van prioriteiten in het col
legeprogram op bladzijde 4 ook best sprake mag zijn van een nieuw beleid. Wij benadrukken dat be
strijding van de werkloosheid door middel van een actief gemeentelijk werkgelegenheidsbeleid nu voor
rang moet krijgen op de stadsvernieuwing. Er moet wat gebeuren. Wij dienen daarom dan ook de vol
gende motie in:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 29 november
1982,