26
Mevrouw De Jong: De bewoners van de Eillartsstraat zijn bezorgd, wat niet ten onrechte is als men
als bewoner een brief krijgt waarin staat dat de woning voor sloop bedoeld is. Ik ben van mening dat
deze bezorgdheid van de bewoners niet wordt weggenomen door het antwoord van het college. Met dit
antwoord kan men, ook de bewoners, alle kanten uit. De bewoners willen nu echter juist de goede kant
op. Het gaat hier om relatief goedkope woningen die in een behoorlijke staat verkeren. Ik ben van me
ning dat alles gedaan moet worden om deze woningen te behouden voor bewoning. De raad is helaas te
vaak geconfronteerd met een instandhoudingsregeling voor het wind- en waterdicht houden. In feite be
tekent zo'n regeling dat men op wat langere duur niet meer kan ontkomen aan afbraak. Afbraak moet nu
zeker niet gebeuren, want wil men een vrije keus hebben dan moeten wij die zo gauw mogelijk maken
en moet er aan deze woningen onderhoud worden gepleegd.
Ik wil ook even wijzen op het standpunt van de woningcorporatie. Men zegt dat men voor een huur
van 300,per maand te kust en te keur kan kiezen uit woningen. Ik stel voor dat deze woningcorpo
ratie op zeer korte termijn zo'n pakket woningen aanbiedt, want daar is in Leeuwarden grote behoefte
aan.
De heer Geerts (weth.): Ik heb ongeveer een jaar geleden een gesprek gehad met de woningcorpo
ratie en met de bewoners. De bewoners zijn uiteindelijk op een wat laat tijdstip, door een misverstand
onzerzijds, geïnformeerd. Ik wil van te voren toch even de positie bepalen die de gemeente heeft ten
opzichte van de corporatie. Het is nadrukkelijk niet zo dat de gemeente kan zeggen dat men moet gacn
renoveren, dat is een zaak tussen huurder en verhuurder en is ook iets waarover de woningcorporatie
zelf kan beslissen. Waar wij wel op toe kunnen zien is of de bepalingen van de Woningwet goed worden
toegepast, maar dat is dan ook alles. Het is natuurlijk niet zo dat er geen relatie bestaat tussen de ge
meente en de woningcorporatie. De gemeente is van zins om in een volkshuisvestingsplan, dat wij op dit
ogenblik ontwikkelen, een totaalplan voor nieuwbouw/renovatie en alles wat daarbij hoort te maken.
Zo'n plan zal in overleg moeten worden vastgesteld met de corporaties, want dat zijn belangrijke parti
cipanten in dezen. Het is natuurlijk zo dat een en ander wederzijds ook verplichtingen geeft. De rela
tie is ook niet helemaal vrij, maar ik moet uitdrukkelijk zeggen dat deze relatie gelegd moet worden op
basis van gezamenlijk overleg en niet op basis van een hiërarchische structuur. Dat is de positie waarin
wij zitten. Wij hebben ook met inachtneming van deze positie een gesprek gehad met de woningcorpo
ratie.
De woningcorporatie heeft gezegd dat men voorshands niet van plan is om de woningen te renove
ren. B. en w. hebben gezegd dat wij een totaalafweging moeten maken die moet passen in het volks
huisvestingsplan waarover ik zojuist heb gesproken. Deze totaalafweging zal ook plaats moeten vinden
binnen het te ontwikkelen ISR-plan. Wat valt er af te wegen? De ruimtelijke ordening wordt bepaald
door een aantal functies die wederzijds invloed op elkaar hebben: verkeer, parkeren, economische
functie, winkels, groen, beplanting, speelplaatsen en dergelijke. Bij deze totaalafweging zal men ook
de bestemming moeten bekijken. Wij hebben gezegd dat wij de vraag of er wel of niet gerenoveerd moet
worden in twee kaders moeten stellen. In de eerste plaats in het kader van het volkshuisvestingsplan en
in de tweede plaats in het kader van het ISR-plan dat wij moeten gaan ontwikkelen voor 1986. In de
raadsbrief staat dat er in 1983 bekeken zal worden op welke termijn wij met dit plan bezig moeten. AHe
plannen die wij ontwikkelen zitten op volgorde in het stadsvernieuwingsplan, waarin de prioriteit wordt
bepaald en waarin wordt bepaald hoeveel geld wij voor het maken van het plan moeten uitgeven en der
gelijke.
In 1983 gaan wij het stadsvernieuwingsplan weer actualiseren, waarbij dan ook bekeken zal worden
wanneer wij met dit gebied bezig gaan. Als wij met dit gebied bezig zijn, dan loopt daarmee synchroon
het werk aan het volkshuisvestingsplan. Wij kunnen dan in zijn totaliteit tot de beslissing komen of er al
of niet gerenoveerd zal moeten worden. Wij moeten inderdaad een vrije keus hebben en daarover is ook
een aantal vragen in de discussie gesteld. Er is namelijk gevraagd of wij dan nog wel een vrije keus
hebben of dat de woningcorporatie de zaak laat verslonzen. Ik kan de raad nadrukkelijk zeggen dat mij
van het streven van de woningcorporatie om de zaak te laten verslonzen niets is gebleken. Integendeel,
ik heb uit mededelingen van de corporatie op mogen maken dat men van plan is de woningen te onder
houden opdat ze in goede staat blijven en wel zodanig dat wij in 1986 toch de vrije keus zullen hebben.
Ik wil nu nog even op de opmerkingen van de sprekers en spreekster ingaan.
De heer Schagen heeft gevraagd of wij in 1986 of eerder nog een vrije keus hebben. Ik heb een en
ander al uitgelegd. Hij heeft ook gevraagd of wij een overvloed aan woningen hebben met een huur van
300, Die overvloed hebben wij niet, maar ik denk dat wij meer woningen hebben in de sector van
300,huur dan in de sector van 1 00,huur. Op deze manier moet men het standpunt van de coi-
poratie ook vertalen. Op de vraag van de heer Schagen of deze kwestie ook te maken heeft met de om
wikkelingen van Van Slooten kan ik antwoorden dat dat niet direct het geval is. Ik heb al geschetst
27
met welke ontwikkelingen een en ander wel te maken heeft. Overigens is Van Slooten een van die
functies in dit gebied. Ik zou formeel kunnen zeggen dat die functie er ook mee heeft te maken, maar
ik kan de raad nadrukkelijk zeggen dat wij daar op dit moment zeker niet aan denken.
Ik heb de indruk dat ik de opmerkingen en de vragen van de heren Sterk en Dubbelboer al heb be
antwoord.
De heer Niemeijer heeft mij drie vragen gesteld. De eerste vraag is of de bewoners andere informa
tie hebben gekregen dan ik nu vertel. De heer Niemeijer moet mijn informatie en de brief naast elkaar
leggen en dan kan hij daaruit de conclusie trekken. Men kan zeggen dat er wat accentverschillen zijn,
maar ik heb doorgegeven datgene wat de woningcorporatie het college heeft meegedeeld en ik heb geen
enkele reden om aan die intenties te twijfelen. Op de vraag over de bestemming en welke bestemming
ben ik al ingegaan. Ik wil nu nog geen uitspraak doen over de vraag of het college ook van oordeel is
dat het in het belang van de volkshuisvesting is dat deze woningen worden gehandhaafd. Ik heb al ge
zegd dat wij een totaalafweging zullen gaan maken. Wij zullen zorgen dat wij in die tijd een vrije keus
hebben en dus hoeven wij deze vraag op dit moment ook niet te beantwoorden.
De vraag van mevrouw De Jong over woningen met een huur van 300,heb ik reeds beantwoord.
De heer Schagen: Ik wil beginnen met de kwestie van de vrije keus. De wethouder zegt dat hem er
niets van is gebleken dat de corporatie de zaak laat verslonzenVervolgens zegt hij dat de bewoners
wellicht wat andere informatie zouden kunnen hebben. In de brief die de bewoners hebben gekregen
staat dat het bestuur van de woningstichting niet voornemens is haar woningen aan de EiIlartsstraat op
den duur in stand te houden. Ik denk dat dit wezenlijk andere informatie is dan de opmerking van de
wethouder dat hem van verslonzen niets is gebleken. Nu is er wellicht het een en ander gebeurd tussen
de verzending van de brief van 8 november 1982 aan de bewoners en het schrijven van de raadsbrief,
maar ik vind het wat te lichtvoetig om te spreken over een kwestie van accentverschil. Als het inderdaad
waar is dat men aan de wethouder toezeggingen heeft gedaan dat men de woningen zodanig zal onder
houden dat wij in 1986 inderdaad een vrije keus hebben, dan heb ik daar vrede mee. Ik zou een en an
der dan ook wel graag willen horen van de corporatie. Ik heb al eerder gezegd dat men drie verschil
lende standpunten heeft ingenomen over deze aangelegenheid. Het is zinvol, ook voor de raad, dat men
weet wat nu de exacte formulering is van het standpunt van Patrimonium. Ik kan mij voorstellen dat het
college de woningstichting nog een keer uitnodigt om, gezien de wat eerder ingenomen afwijkende
standpunten, haar eindstandpunt kenbaar te maken. Waar ligt nu wel het accent?
De woordvoerder van de VVD-fractie zei zojuist dat wij, wanneer de renovatieprijzen zo hoog uit
vallen als de corporatie nu al zegt, nieuwbouw moeten plegen. Nou, zover ben ik nog lang niet. Er
liggen ook andere renovatiecijfers. Momenteel kan ik geen oordeel geven over de realiteit van de cij
fers van de Stichting Stadsvernieuwingskorporatie Leeuwarden noch over die van de woningcorporatie,
ik ken de cijfers trouwens ook niet. De uitspraak van de woordvoerder van de VVD-fractie lijkt mij wat
voorbarig.
Als de wethouder praat over de positie van de gemeente in dit geheel dan kan ik een heel eind met
hem meegaan, want er is hier in eerste instantie sprake van een conflict tussen huurder en verhuurder
van een aantal woningen. Het conflict dient ook via deze lijn te worden opgelost. Als de bewoners van
mening zijn dat de corporatie de woningen slecht onderhoudt, dan doen zij er goed aan de daartoe be
staande kanalen te benutten om eventueel gewoon onderhoud af te dwingen. De gemeente heeft volgens
mij in het kader van de volkshuisvesting toch ook wel belang bij de keus die zojuist is besproken en bij
het instandhouden van een goede en goedkope huurwoning.
Samenvattend wil ik nog een keer mijn standpunt duidelijk maken aan het college. Ik stel het op
prijs wanneer de corporatie alsnog wordt uitgenodigd om schriftelijk haar eindstandpunt kenbaar te ma
ken. Ik doe dit verzoek niet uit een positie van wantrouwen, maar vanuit een positie dat het mij niet
duidelijk is, gezien de eerdere uitlatingen van de corporatie, waar men nu precies op afkoerst.
De heer Sterk: De woningstichting heeft bij monde van haar voorzitter toegezegd dat men niet aan
stuurt op sloop van de woningen, maar dat men de woningen wind- en waterdicht zal houden. In aan
sluiting op hetgeen de heer Schagen zojuist heeft gezegd wil ook ik het college vragen om nog een keer
in overleg te treden met de corporatie en deze kwestie nog eens door te spreken. Bij gelegenheid kan in
de Commissie voor de Volkshuisvesting nog wel eens aan de orde worden gesteld wat het resultaat van
die bespreking is geweest.
De heer Niemeijer: De heer Schagen heeft al een aantal opmerkingen gemaakt waarop ik niet dieper
hoef in te gaan. Ik wil nog wel even ingaan op het punt van het verslonzen. In de raadsbrief lees ik dat
de huur 100,per maand bedraagt en dat die niet meer wordt aangepast gelet op de onderhoudstoe-