28
stand van de woningen. Ik zal het woord "verslonzen" niet in de mond nemen, maar het begint akelig in
de buurt te komen. Verder spreekt de wethouder over intenties. Ik heb bewust niet over intenties ge
sproken, want die kan ik niet peilen en niet meten, ik heb bewust gesproken over informatie.
De wethouder heeft in zijn beantwoording op mijn vragen toch wel ruimte gegeven om te doen den
ken dat er inderdaad verschillende informatie is. Het gaat mij echter met name om het feit dat de raads-
brief probeert een antwoord te geven aan de bewoners die ongerust zijn en probeert een stuk onduide
lijkheid weg te nemen. Die onduidelijkheid wordt nu niet weggenomen. In de raadsbrief wordt een mo
gelijke renovatie gesuggereerd, althans die mogelijkheid wordt uitdrukkelijk opengehouden. De bewo
ners hebben bij schrijven van 8 november 1982 van Patrimonium vernomen dat er uitdrukkelijk niet aan
renovatie wordt gedacht. Zo'n brief lost niets op en daarom heb ik een motie gemaakt die aardig aan
sluit bij wat de vorige sprekers hebben gezegd. Geprobeerd moet worden om toch wat meer duidelijk
heid te krijgen. De motie luidt als volgt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 decem
ber 1982,
constaterende dat er onduidelijkheid bestaat over de toekomst van de wonin
gen aan de EiIlartsstraat en dat de beantwoording van de brief van de bewo
ners door het college, volgens raadsbrief 457, die onduidelijkheid bij de
bewoners niet wegneemt,
geeft opdracht het overleg te openen tussen Patrimonium, bewoners en ge
meente, op korte termijn, om te praten over het behoud van genoemde wo
ningen
De motie is mede-ondertekend door de heer Van der Wal
Mevrouw De Jong: Juist door de onduidelijkheidheid die ook ik in de raadsbrief proef en de grote
zorg dat wij straks geen vrije keus meer hebben door de onderhoudstoestand van de woningen, zal ik de
motie ondersteunen.
De heer Geerts (weth.): Ik vind de motie overbodig. Ik heb nadrukkelijk gezegd hoe het overleg
gelopen is. Normaliter ben ik niet te goed van vertrouwen, maar ik heb geen enkele reden om aan te
nemen dat de toezegging die door de corporatie is gedaan, namelijk dat men de vrije keus houdt en dat
men de woningen in zodanige staat zal houden dat die vrije keus er ook is, niet waargemaakt zal wor
den. Gevraagd wordt om nog een keer in overleg te willen treden met de corporatie. Ik wil alles wel,
maar het moet wel zinvol zijn en er moet ook een reden voor zijn. De reden zou dan moeten zitten in
het feit dat er onduidelijkheden zijn. Er zijn geen onduidelijkheden, de corporatie heeft mij gewoon
recht toe recht aan meegedeeld dat men de woningen op goede wijze in stand zal houden en dan zeg ik
dat wij een en ander graag willen afwegen in het totaalplan. Het totaalplan is het volkshuisvestings
plan, het totaalplan is het ISR-plan, het totaalplan zijn de renovatiecontingenten en alles wat er bh
komt. Laat ons dat alstublieft afwegen. De woningen kunnen nu goed gebruikt worden. Een huur van
100,per maand is een lage huur en een aantal groeperingen is daar blij mee. Wij zeggen niet dat
toekomstige beslissingen meteen om zeep moeten worden geholpen, want volgens mij is er door de wijze
van afhandeling alle duidelijkheid. Ik heb geen enkele reden om te twijfelen aan intenties van woning
corporaties. Ik wil best praten, maar ik zie de zin daarvan op dit ogenblik niet in en ik heb dan ook
geen behoefte aan een motie in dezen.
De heer Schagen: Voor de wethouder zijn wellicht allerlei dingen duidelijk. Een aantal raadsleden
heeft gezegd dat er onduidelijkheid is in de stellingname vanwege de verschillende uitspraken van de
corporatie. Voor de wethouder kunnen de zaken wel duidelijk zijn, voor ons niet. Alleen al ter wille
van de duidelijkheid is het zinvol dat b. en w. nog een keer vragen wat de mening van de corporatie is.
De Voorzitter: Dan breng ik nu de motie van de heren Niemeijer en Van der Wal in stemming.
De motie van de heren Niemeijer en Van der Wal wordt verworpen met 27 tegen 9 stemmen.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 20 t.e.m. 23 (bijlagen nrs. 475, 456, 455 en 488).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 23a (bijlage nr. 495).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Elektriciteitstarieven voor 1983.
De heer Meijerhof: Dit voorstel ligt er omdat er een voorstel moet komen, maar ik kan mij niet
voorstellen dat het college erg gelukkig is met hetgeen in de raadsbrief vermeld staat. Ik wil een aantal
opmerkingen maken.
Het voorstel is om, in navolging van de provincie, het vastrecht af te schaffen. Deze afschaffing
heeft de instemming van onze fractie. De reden voor het afschaffen van het vastrecht is al heel kort in
de raadsbrief aangegeven. Als verbruiker zal men dat, wanneer men zuinig is met elektriciteit, kunnen
merken in de portemonnaie, dat is een goede zaak. Tegen afschaffing van het vastrecht worden ook be
zwaren gemaakt, maar die zijn meer van bedrijfseconomische aard. Het gaat dan vaak om het verhaal
dat de vaste lasten die een bedrijf heeft door het vastrecht moeten worden goedgemaakt en dat de varia
bele lasten door het tarief per kWh opgebracht kunnen worden. Ik denk dat de strekking van deze op
merking op zich juist is, maar in de praktijk blijkt daar op dit moment weinig van te kloppen. Vandaar
dat deze bezwaren, naar onze overtuiging, niet zo zwaarwegend zijn.
Dan kom ik bij de financiële consequenties van dit voorstel. Voor de verbruikers betekent dit voor
stel een voordeel van ongeveer 8,per jaar, waarbij wij dan praten over een gemiddeld voordeel ten
opzichte van onze tariefstelling die gebaseerd is op 1982 plus 3%. Voor de gemeente Leeuwarden is de
financiële consequentie groter, namelijk een nadelig verschil van 435.000,--. Wij moeten ten aan
zien van dit bedrag toch wel even een correctie toepassen, omdat het Ministerie van Economische Za
ken een tariefsverhoging van 3,3% niet toestaat. Deze 3,3% had 750.000,opgeleverd. Men gaat
echter slechts tot 3% waarin in feite ook nog een nadeel van 75.000,zit. Bij toepassing van dit ta-
riefvoorstel ontstaat er per saldo voor de gemeente Leeuwarden een nadelig verschil van 360.000,
Ik kom dan meteen bij het probleem waar onze fractie mee zit.
In het collegeprogramma is de wijziging van de tarievenstructuur zoals die op dit moment geldt niet
als een van de hoogste prioriteiten genoemd. In het verleden hebben wij vanuit onze fractie meermalen
deze wijziging in de raad aangekaart, maar een en ander staat niet als een van de hoogste prioriteiten
genoemd in het collegeprogramma.
Voor 1981 geeft het resultaat van het elektriciteitsbedrijf een nadelig saldo te zien van zes ton,
hetgeen ten opzichte van de begroting van dat jaar een tegenvaller van 1,5 miljoen betekent. Wij heb
ben voor 1983 geraamd dat er 1,2 miljoen in de gemeentekas zal vloeien. De veronderstelling die aan
deze raming ten grondslag ligt is dat inkoop van stroom van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf (PEB)
ongeveer vijf ton voordeliger zal zijn doordat de overeenkomst, die er met de provincie is, zal worden
herzien. Deze veronderstelling moeten wij maar afwachten. Het voorstel dat vanavond wordt gedaan
betekent dat boven het afgeronde bedrag van een half miljoen dat de arbitrage moet opbrengen, deze
>60.000,nog eens komt. Wij zitten dan bijna op negen ton. De vraag is of dit bedrag door een
herziening van de overeenkomst met het PEB boven water komt. Dan heb ik nog een punt van bijkomen
de aard.
De stap van de provincie om het vastrecht af te schaffen is uniek in Nederland. Het afschaffen van
het vastrecht heeft, zoals in de raadsbrief wordt gezegd, als effect dat er een verhoging van 1% ont
staat. Met 1% zal het Ministerie van Economische Zaken volgens mij zonder meer akkoord gaan, maar
dit percentage is een gemiddelde. Ik heb mij laten vertellen dat het afschaffen van het vastrecht voor
een verbruiker die niet meer verbruikt dan 760 kWh een voordeel van ongeveer 20% oplevert. Voor een
huishouding die 3.800 kWh verbruikt, betekent een en ander echter een tariefverhoging van ongeveer
10%. Te zi jner tijd staat er een harmonisatie van de elektriciteitstarieven in Nederland op het program
ma. In verband hiermee kan men zich afvragen of het Ministerie van Economische Zaken met zo'n ver
hoging akkoord gaat. Wij kunnen hierover vanavond alleen maar praten, maar wij kunnen geen conclu
sies trekken.
Wel moeten wij vanavond een beslissing nemen over het voorstel dat wordt gedaan. Ik moet zeggen
dat ik daar lang over heb geaarzeld, met name vanwege de financiële consequenties die het voorstel
met zich meebrengt. Er zijn volgens mij twee aspecten die bij de besluitvorming dienaangaande moeten
worden betrokken. In de eerste plaats het aspect voor de verbruiker, de consument in de gemeente
Leeuwarden dus, die, als wij het tarief over 1982 handhaven plus 3% en men tenminste beneden het ge
middelde zit, duurder uit is dan soortgelijke verbruikers in de rest van de provincie. Het tweede en be
langrijkste aspect is toch het begrotingstekort dat dit voorstel oplevert en waarbij wij volgens mij ook
moeten betrekken de rol die dit speelt bij de arbitrage. Uit de stukken heb ik begrepen dat het college
er nogal aan tilt dat arbitrage vermoedelijk een beter resultaat voor Leeuwarden zal opleveren als wij
hetzelfde tarief hanteren als de provincie Friesland. Als wij het tarief van de provincie niet zouden