28
der van criteria, aan de hand waarvan de raad een bestuurlijke beslissing kan nemen over de vraag die
te zijner tijd door de minister of door een nog in te stellen ander orgaan zal worden gesteld, namelijk
wie de gemeenteraad van Leeuwarden representatief acht voor de lokale omroep. Wij hebben die vraag
al een paar keer eerder moeten beantwoorden en hebben toen steeds tegen elkaar gezegd: wij doen dat
nu wel bij wijze van experiment en eenmalig, maar er zullen nu eens een keer algemene regels moeten
worden opgesteld, aan de hand waarvan wij een zorgvuldige beslissing kunnen nemen, die een wat bre
der draagvlak heeft.
Wij hebben geprobeerd in de Werkgroep Mediabeleid een dergelijke constructie van regels te ma
ken. Het verheugt mij bijzonder dat mevrouw Jongedijk de wijze waarop gewerkt is erg plezierig heeft
gevonden. Ik heb dat zelf ook zo gevoeld. Wij zijn niet van een vooringenomen standpunt uitgegaan.
Wij zijn echter min of meer vanuit een blanco situatie gestart om de situatie die wij in Leeuwarden heb
ben zo goed mogelijk te voorzien van de nodige instrumenten. Nou kan dat in de brief van het bestuur
van de Omroepvereniging Aquarius wel worden aangeduid met het opnieuw uitvinden van het wiel, maa-
ik moet zeggen dat ik dat een wat negatieve benadering vind, die ik eigenlijk ook niet van Aquarius
had verwacht. Wat wel zo is is dat inderdaad het Leeuwarder wiel door ons moest worden uitgevonden.
Ik ben tot de conclusie gekomen dat, als wij straks de kar van de lokale omroep op de rails zetten, het
stel wielen dat wij nu aanbieden inderdaad de mogelijkheid van voortbeweging niet uitsluit.
De heer Van der Wal heeft nog eens de aandacht gevestigd op de noodzaak/wenselijkheid van het
geven van ruime bekendheid aan dat wat wij nu vaststellen. Ook andere sprekers hebben dat gedaan.
Het college is dat volledig met hen eens. Wij zullen inderdaad uitvoerig en ruime bekendheid geven
aan deze stukken. De termijn van inspraak, die wij zelf hebben gesteld op in principe zes maanden,
zullen wij gebruiken om alle reacties, die nog los komen, en alle aanvragen die wellicht nog zullen
worden gedaan zo goed mogelijk te beoordelen. De haast die er eventueel zou zijn met het 700-jarig
bestaan van Leeuwarden vind ik inderdaad een niet voldoende argument om te gehaast te werk te gaan,
waarbij niet gezegd hoeft te worden dat je het spul moet rekken zonder dat er noodzaak voor is. Maar
genoemd feit moet geen reden zijn om te vlug te werk te gaan. Zorgvuldigheid is hier wel op zijn
plaats.
Ten aanzien van de financien blijkt uit alle reacties dat men het eens is met de voorstellen die wij
doen. Ik wijs er overigens op dat in het besluit onder I staat: "Voor het verlenen van gemeentelijke me
dewerking. oWat er daarna volgt past in dat kader van het verlenen van gemeentelijke medewerking,
Daarom beperken wij ons, de heer Van der Wal heeft dat terecht gezegd, voorshands tot lokale radio
- dat is puur een financieel argument - en tot een bedrag van maximaal 25.000,per jaar, waarover
dan in de sfeer van het vaststellen van nieuw beleid in het kader van het beleidsplan 1985-1989 zal
worden beslist.
De opmerking van de zijde van Aquarius dat wij ons zekere rechten zouden aanmatigen die ons niei
toekomen - wij zouden dus zeggen dat er niet aan lokale t.v. mag worden gedaan - is niet terecht. Wij
hebben alleen het gemeentelijk kader zo beperkt als wij hebben gedaan. Wat anderen dan alsnog aan
suggesties en voorstellen doen wachten wij met belangstelling af.
Dan nog even de kwestie van de beschikkingen. Wij leefden eerst onder de Kerstbeschikking, maar
die is intussen vervallen en vervangen door een beschikking met de naam van een ander kerkelijk feest,
namelijk de Pinksterbeschikking. Nou gaat het niet zozeer om het verschil tussen Kerstmis en Pinkste
ren, want ik neem aan dat de raad dat voldoende kent, maar het gaat erom of er wezenlijk iets is ver
anderd in de regelgeving. Ja, dat is inderdaad het geval. Wij hebben nog eens even, de heer Buurman
heeft daar met waardering op gewezen, een belangrijk punt uit de beschikking in de raadsbrief ver
woord. Het gaat daarbij om punt 6 dat vermeld staat op bladzijde 12 van de rapportage van de Werk
groep Mediabeleid. Ik herinner mij dat de heer Duijvendak daarover in de commissie ook nog vragen
heeft gesteld. Een en ander heeft ons aanleiding gegeven om dat nog eens te verduidelijken. Ik denk
dat dat nu duidelijk genoeg is.
Ik hoop dat ik alle vragen en opmerkingen heb beantwoord. Wat ik nog wel wil zeggen is het vol
gende. Duidelijk zij dat wij als gemeente een beperkte rol spelen op dit terrein, een nog beperktere
dan ons aanvankelijk was toegedacht. Toen was het namelijk zo dat men de mening was toegedaan dat
de gemeente de vergunning zou mogen afgeven. Daar is men onder druk van de Kamer op teruggekomen,
Er zal nu een afzonderlijk orgaan worden ingesteld dat die vergunning afgeeft. De gemeente mag alleen
zeggen of zij een bepaalde organisatie al dan niet representatief acht en eventueel, dat mag dan ook
nog van de rijksoverheid, bereid is daar geld voor te geven. Verder is onze taak beperkt. Ook beperkt
in de zin, daar is ook naar gevraagd, dat wij binnen de periode van vijf jaar eigenlijk geen instrumen
ten hebben om in te grijpen, als wij dat om welke reden dan ook zouden willen. De minister motiveert
dat op grond van overwegingen van onafhankelijkheid - dat is een groot goed op dit punt - en continuï
teit. Dat is dan de prijs die je moet betalen voor die twee waardevolle begrippen. Bovendien moet je de
organisatie vijf jaar de ruimte geven om te kunnen werken.
Ik wil het hierbij in eerste instantie laten.
29
De heer Bijkersma: De wethouder heeft gezegd dat zorgvuldigheid hier op zijn plaats is. Ik wil dat
nog wat extra benadrukken, want volgens mij is zorgvuldigheid bij het afgeven van een representativi-
teitsverklaring een vereiste. Het is niet zo dat die zorgvuldigheid alleen aan het begin moet bestaan,
die moet gedurende de gehele vijf jaar zo goed mogelijk gewaarborgd blijven. Het gaat ten slotte om
een getuigschrift dat wij afgeven. Ik vind dat zorgvuldigheid daarbij een vereiste is.
De heer Buurman: Ik heb ervoor gepleit dat wij maximaal 25.000,ter beschikking zouden stel
len als startsubsidie om de lokale omroep van de grond te krijgen en dat wij pas naderhand zouden gaan
praten over het eventueel in stand houden van deze subsidie jaarlijks.
De heer Heere (weth.): Ik onderschrijf de opmerking van de heer Bijkersma dat wij gedurende de
gehele termijn van vijf jaar de nodige zorgvuldigheid moeten betrachten. Ik heb er alleen op gewezen
dat wij betrekkelijk weinig instrumenten hebben om in te grijpen in het door de omroeporganisatie te
voeren beleid.
De heer Buurman heeft nogmaals gezegd - ik moet toegeven dat ik daar in eerste instantie niet op
heb geantwoord - dat wij zouden moeten beginnen met een startsubsidie. Ik ben dat in die vorm niet met
hem eens. Het is naar de organisatie die te zijner tijd in actie kan komen toe noodzakelijk dat er, juist
gelet op het feit dat wij over een vijfjarige periode spreken, een structurele subsidie, waarvan ik de
hoogte even in het midden laat, in het vooruitzicht wordt gesteld. De afhankelijkheid mag echter niet
weer worden teruggebracht via de gemeentelijke zilveren koorden, in die zin dat wij elk jaar opnieuw
beoordelen hoeveel geld wij er voor over zouden hebben. Wij meten ons daarmee namelijk een invloed
aan die niet terecht is. Als de heer Buurman bedoelt dat wij natuurlijk wel elk jaar moeten toezien op
de richtige besteding van die gelden en de subsidie daaraan eventueel gaan aanpassen, dan ben ik het
met hem eens. Maar het moet niet zo zijn: één keer subsidie en daarna misschien helemaal niet weer,
want dan valt er niet te werken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 23 t.e.m. 26 (bijlagen nrs. 308 293 309 en 318).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
De Voorzitter sluit, om 22.50 uur, de vergadering.