Te behandelen:
Punt. omschrijving bijlage blz.
1. Instellen hoger beroep tegen het vonnis
van de President van de Arrondissements
rechtbank te Leeuwarden inzake het Stede
lijk Gymnasium 216 2
2. Aanvullend krediet ten behoeve van de
nieuwbouw van de Stadsschouwburg De
Harmonie 217 6
De Voorzitter: Ik open de vergadering.
Aan het begin van de avond van jongstleden zondag werden wij
opgeschrikt door de ramp die de Bijlmermeer in Amsterdam had
getroffen. Opnieuw bleek dat de samenleving en met name de
moderne technische samenleving niet altijd beheersbare risi
co's met zich draagt. Ik noem uit het recente verleden Roer
mond, Hengelo, Uithoorn, Ameland en Amsterdam. Argeloze
burgers werden in één slag in de beslotenheid van hun huizen
aan het begin van die zondagavond fataal getroffen. De gevol
gen waren catastrofaal. Gevoelens van huiver, van onmachtig
heid en verslagenheid bij de opstapeling van zoveel leed
bepaalden de gesprekken in ons land. In de kleinschaligheid
waarin wij leven gebeurde het dichtbijhemelsbreed minder
dan 125 km van hier. Gevoelens van medeleven gaan uit naar de
nabestaanden. Laten wij in een ogenblik van stilte onze
gedachten bij de slachtoffers bepalen.
(Er volgt een ogenblik van stilte.
De Voorzitter: Er is bericht van verhindering van mevrouw Van
Ulzen en de heer R. Terpstra. De heer Den Oudsten komt iets
later
Punt 1 (bijlage nr. 216).
De Voorzitter: Aan de orde is Instellen hoger beroep tegen
het vonnis van de President van de Arrondissementsrechtbank
te Leeuwarden inzake het Stedelijk Gymnasium.
De heer De Jong: Voorzitter, ons standpunt met betrekking tot
het Stedelijk Gymnasium is bekend. De D66-fractie blijft
onverkort voorstander van een categoriale school. In die
2
opvatting worden wij gesterkt door allerlei ontwikkelingen,
zoals de opvatting van de Vereniging van rectoren van zelf
standige gymnasia, Provinciale Staten en zelfs de uitspraken
van de Commissaris van de Koningin.
Ik kom dan op het hoger beroep.
In de raadsbrief stelt het College van Burgemeester en Wet
houders dat indien het vonnis onaangetast zal blijven er een
precedentwerking vanuit zal gaan en dat de systematiek en de
bedoeling van de wetgever met de Wet op de medezeggenschap
onderwijs ondergraven zal worden. Wij vragen ons af of dat
werkelijk zo is. Maar bestudering van het vonnis van de
President van de Rechtbank en vergelijking daarvan met de
uitspraak van de landelijke geschillencommissie brengt ons
tot de conclusie dat beide uitspraken niet strijdig met
elkaar behoeven te zijn. Wel is de uitspraak van de President
van de Rechtbank summier zoals dat bij een uitspraak in kort
geding vaker voorkomt. Het gevolg hiervan is dat een andere
interpretatie mogelijk is. Eerdergenoemde stellingname in de
raadsbrief is wellicht verdedigbaar. Om duidelijkheid te
scheppen is het goed om in hoger beroep een nieuw vonnis te
vragen
Een tweede overweging om vanavond voor een hoger beroep te
stemmen voor mijn fractie, is dat zij het recht niet in de
weg wil staan.
Voorzitter, ondanks het feit dat wij blijven vinden dat het
een slechte zaak is om het Stedelijk Gymnasium in een brede
scholengemeenschap op te nemen, stemmen wij in met een proce
dure in hoger beroep. Waar de ene partij gebruik maakt van
haar rechtsmiddelen, wil de D66-fractie dit gebruik aan de
andere partij niet onthouden.
De heer De Beer: Voorzitter, de WD-fractie is het niet eens
met de argumenten die u gebruikt om in hoger beroep te gaan.
Wij vinden, ook na bestudering van de uitspraak van de rech
ter in het kort geding dat aangespannen is, geen redenen om
te komen tot een besluit om in hoger beroep te gaan. Derhalve
stemt de WD-fractie tegen dit voorstel.
Mevrouw De Haan: Mijnheer de voorzitter, in de hele discussie
rond de herstructurering van het voortgezet onderwijs heeft
de positie van het Stedelijk Gymnasium steeds veel aandacht
opgeëist. Dat proces loopt inmiddels een aantal jaren. Die
aandacht wordt opgeëist door een groep mensen die zich voort
durend hartgrondig blijft verzetten tegen het samenvoegen van
het Gymnasium met de andere scholen om zo tot een brede
scholengemeenschap te komen. Zoals de heer De Jong net zei,
3