zegd dat wij hun suggestie zullen betrekken bij de verdere
uitwerking. Hij zal te zijner tijd wel horen of lezen of wij
zijn suggestie wel of niet overgenomen hebben.
Ik denk dat ik daarmee op de bezwaren en op de argumenten
voor het voorstel ingegaan ben.
De heer Brinks: Voorzitter, over het extra schouderklopje dat
wij af en toe uit zouden kunnen delen aan iemand die excel
lent werk heeft verricht wordt gezegd dat je dan geen on
gelijkheid in beloning aan legt. Dat is waar, op dat moment
doe je dat in de beloning niet, maar je doet het in het
schouderklopje wel. Ik denk dat iedereen die goed werk ver
richt een schouderklopje nodig heeft. Ik zou zo een-twee-drie
een aantal groepen en personen kunnen noemen die in het
afgelopen jaar uitmuntend werk hebben verzet. Dan vind ik het
heel jammer dat van die hele groep die je zou kunnen noemen
er maar één uitgezonderd wordt of maar één groep uitgezonderd
wordt. Dat is het argument om tegen dit voorstel te zijn.
Mevrouw Schaafsma: Voorzitter, ik kan mij in het geheel
aansluiten bij wat de heer Brinks heeft gezegd. Het is inder
daad zo dat de een wel extra wordt beloond, terwijl iemand
anders die wellicht net zo goed gepresteerd heeft niet die
beloning krijgt. Dat is naar mijn idee niet terecht en geeft
die ongelijkwaardigheid ook weer.
De heer Jacobse: Voorzitter, ik heb in de commissie ook
gezegd dat het voor ons niet hoeft, maar het is ook geen ramp
als de prijs wel wordt uitgekeerd.
Mevrouw Vlietstra: Voorzitter, het aardige van een prijs is
dat je hem inderdaad maar aan één persoon of één groep van
personen toe kunt kennen. Dan kan men zeggen dat het jammer
is dat de één uitgekozen wordt en de andere niet. Op zich
hoeft dat geen reden te zijn om het niet te doen. Nogmaals,
dat is wat anders dan belonen. Het beloningsbeleid is een
beleid waar in principe alle ambtenaren, die in de termen van
dat beleid vallen, onder vallen, hier gaat het om iets
extra's voor een groep of een persoon in de ambtelijke or
ganisatie, of het nu laag of hoog is, die zich onderscheidt.
Natuurlijk zijn er veel meer, maar het aardige is dat je daar
nu eens nadrukkelijk aandacht aan geeft.
18
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.met de aantekening dat de D66-,
PAL/GL- en NLP-fracties geacht worden te hebben tegengestemd.
Punt 6, 7 en 8 (bijlage nrs. 135, 136 en 137).
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig de
voorstellen van b. en w.
Punt 9 (bijlage nr. 134).
De Voorzitter: Aan de orde is Krediet ten behoeve van de
afwerking en inrichting van het Filmhuis c.a. in de Stads
schouwburg.
De hear De Jong: Foarsitter, wy hawwe üs betinkings oer dit
foarstel. Wêr gean wy hinne as allegear klubs en stichtings
dy't net jild fan de bank liene kinne by üs as gemeente
oanklopje, sadat wy de risiko's nimme fan it net werom
betelje kinnen. Dit soart stichtings hawwe faak net it
ieuwige libben. Boppedat sit der al hiel wat mienskipsjild yn
dit sintrum foar film yn Fryslan. Nést in dikke liening dy't
as in soart fan hier werom betelle wurde soe - in BTW-
konstruksje - hat it in oantal gemeentlike en provinsjale
subsydzjes en oare potsjes om spullen sa as de film-
apparatuer, dat op f 1 ton leit, betelje te kinnen. Dêrby
krije se it sealtsje, it kasko, al fergees. It sintrum is der
foar it alternative filmsirkwy. Wy freegje üs öf oft it net
wat goedkeaper, wat alternativer kin mei de ynrjochting fan
in relatyf lytse seal, dêr't men sa'n f 250.000,yn stekke
wol. Moat it no sa mal. Koene dér wier net wat aide materi
alen op'e nij brükt wurde?
Wy binne tsjin dizze konstruksje en wolle dêrfan oantekening.
De heer Gros: In de vergadering van de Commissie Welzijn van
17 juni j.l. hebben wij onze twijfel uitgesproken over het
voorliggende voorstel op grond van de navolgende redenen:
1. Het ontbreekt vooralsnog aan enig inzicht en krediet
waardigheid van de Stichting Centrum voor Film in Fries
land. Derhalve is het niet zeker dat de stichting de
19