kiezing benoemde leden.
Op grond van de uitslag van de stemming, waarbij 35 stemmen
zijn uitgebracht, zou ik de voorzitter van de raad willen
vragen aan de wethouders persoonlijk te vragen of zij aan de
stemming hebben deelgenomen, ja of nee. Mocht dat het geval
zijn, dan vraag ik van de voorzitter, dan wel van de raad een
uitspraak of de uitslag van de stemming wettig is.
De Voorzitter: De stemming is een geheime stemming. Dat
betekent dat hier geen onderzoek, zeker niet door mij te
entameren, zal worden gepleegd wie wat of hoe heeft gestemd.
Een mogelijke analyse als suggestie dat hier iets mee aan de
hand zou kunnen zijn, moet alleen al om die redenen worden
afgewezen omdat die niet valt te onderzoeken.
Argument twee is dat ook al zou het zo zijn dat zes anderen
dan drie wethouders de zes tegenstemmers zijn, op zichzelf
een gedachte die theoretisch zou kunnen, dan is het nog zo
dat de conclusie door de voorzitter getrokken van de beteke
nis van deze stemming door de raad is bekrachtigd bij duide
lijke meerderheidsvorming niet wordt aangetast. De functie
van de voorzitter is nu om de besluitvormende waarde van een
uitslag aan u mede te delen, die is dat het collegevoorstel
door de raad bij meerderheid is aangenomen. Dat is mijn
reactie op de bewoording van de heer Greving.
De heer Ten Hoeve: De heer Greving suggereert dat de wethou
ders niet aan deze stemming mee mogen doen. Daar reageert de
voorzitter niet op. Als ik denk aan een stemming als het over
de wethouder zelf gaat, als ik deze uitleg hoor dan zou een
wethouder dan ook niet op zichzelf mogen stemmen. Ik zou wel
willen weten, dat hoeft niet nu, of de suggestie die de heer
Greving wekt juist is.
De Voorzitter: De heer Greving heeft volgens de nieuwe
Gemeentewet gelijk, wellicht ook zelfs onder de oude, dat bij
rechtstreekse betrokkenheid een wethouder wel mag stemmen
over de kandidatuur van een collega wethouder, want daar is
niet de persoonlijke rechtstreekse betrokkenheid, maar niet
zichzelf aangaande.
Blijft overeind mijn twee opmerkingen: a. het karakter van de
geheime stemming is niet te onderzoeken; b. ook al zou het zo
zijn, wordt de uitslag er niet anders door. Maar uw vraag is
of dit aan de orde is, of het waar is dat de nieuwe Gemeen
tewet zou verbieden dat de wethouder aan de stemming deel
neemt of dat de voorzitter gehouden de stemming van de wet
houder als zodanig niet mee te laten wegen in de eindbe
38
sluitvorming. Dat is juist, vandaar ook mijn opmerking, ook
al zou het zo zijn, je kan het niet onderzoeken omdat het een
geheime stemming is. Dan nog moet ik constateren - dat is de
interpretatieruimte die de Gemeentewet de voorzitter geeft -
dat het besluit van de raad als het met 29 tegen 6 of met 26
tegen 9 niets doet aan de uitslag en de bestuurlijke beteke
nis van de stemming. Vandaar mijn opstelling nu in dit geval.
Mevrouw Van Ulzen: Mijn fractie tilt er niet zo vreselijk
aan, maar als u er op staat kunnen wij uitleggen waar de vijf
stemmen vandaan komen.
De Voorzitter: Gezien het geheime karakter van de stemming
doe ik dat niet, maar maak een einde aan deze beraadslagin
gen. De raadsleden die vinden dat er procedureel iets fout is
gegaan kunnen dit melden bij de voorzitter. Ik zou het te gek
voor woorden vinden om deze discussie langs de lijnen van hoe
het precies is gegaan nu hier in deze zaal uit te zoeken. Ik
heb dit een keer eerder in mijn eerste gemeente bij de hand
gehad en ook daar bleek dat de interpretatieruimte om te
concluderen wat nu is besloten aan de voorzitter is en dat er
beroepsprocedures zijn om daar eventueel tegen in te gaan.
Mijn conclusie is dat de stemming is geweest en is voleindigd
met een duidelijke besluitvorming.
De heer Hoogeveen: Het lijkt mij wel goed om voor de toekomst
goed uit te zoeken hoe nu die interpretatie zou moeten zijn
bij volgende besluiten. Ik meen mij te herinneren dat wij op
12 april j.l. in de gemeenteraadsvergadering ook gestemd
hebben over een aantal benoemingen, onder andere een benoe
ming in de regioraad. Daarbij zijn een aantal mensen benoemd
met een aantal stemmen wat volgens mij de unanimiteit bena
derde, ik geloof dat ook de heer Greving daar toen bij zat.
Kennelijk is er veel onduidelijkheid over de wijze waarop
gestemd wordt. Het lijkt mij goed om dat voor de toekomst op
papier te zetten.
De Voorzitter: Ik stel u voor om met de conclusie van de
voorzitter in te stemmen en de eventuele verfijningen over
dit punt zoals aangedragen door de heer Hoogeveen in nader
verband te bespreken.
De heer Greving: Ik zou daar toch op willen reageren, omdat
artikel 28, lid 2 dat ik voorgelezen heb, wanneer iemand
39