w
i\o. 3.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930. Aanhangsel.
SCHRIFTELIJK BEANTWOORDE VRAGEN.
Vragen van den heer Tamminga (ingekomen 22
Juli 1930)
1. Zijn er naar het oordeel van Burgemeester en
Wethouders aan de instandhouding van de kermis zede
lijke en cultureele belangen verbonden
2. Indien het antwoord op de vorige vraag bevesti
gend moet luiden, zijn Burgemeester en Wethouders dan
bereid mede te deelen, welke zedelijke en welke cultu
reele belangen, naar hun meening, door de instand
houding van de kermis worden bevorderd
3. Wanneer er, naar de meening van Burgemeester
en Wethouders, door de instandhouding van de kermis
noch zedelijke, noch cultureele belangen gebaat worden,
zijn Burgemeester en Wethouders dan genegen te be
vorderen, dat de kermis te Leeuwarden wordt af
geschaft
ANTWOORD
VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.
1. Behoudens hetgeen hierna onder 3 wordt opge
merkt, meenen Burgemeester en Wethouders deze vraag
in het algemeen in ontkennenden zin te mogen beant
woorden.
2. In verband met het op de eerste vraag gegeven
antwoord kan de beantwoording van de tweede vraag
achterwege blijven.
3. Deze vraag geeft Burgemeester en Wethouders
aanleiding tot de opmerking, dat de kermis niet bedoelt,
noch behoeft, te strekken om zedelijke of cultureele
belangen te bevorderen, zoodat hare instandhouding
niet afhankelijk mag worden gesteld van de vraag, of
door de kermis zoodanige belangen gebaat worden.
Het feit nu, dat er door de instandhouding van een
bepaalde instelling, in casu de kermis, in het algemeen
geen zedelijke of cultureele belangen worden gebaat,
is naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
nog geen voldoende reden om tot opheffing van die
instelling over te gaan, noch voor hun College om zulks
te bevorderen.
Leeuwarden, 21 Augustus 1930.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN, Secretaris.