SCHRIFTELIJK BEANTWOORDE VRAGEN.
Vragen van den heer Koopal (ingekomen
1933).
13 Juli
1. Kunnen Burgemeester en Wethouders ook mede-
deelen of het juist is dat artikel 22 van de gemeentelijke
steunregeling (toeslag op de kasuitkeeringen) buiten
werking is of wordt gesteld?
2. Mocht vraag 1 in ontkennenden zin worden be
antwoord, kunnen Burgemeester en Wethouders dan
ook mededeelen of het in hun voornemen ligt om ge
zegd artikel slechts in zeer beperkten zin in toepassing
te brengen
3. Zijn Burgemeester en Wethouders niet van oor
deel dat aan de normen der door hun ontworpen en
door den Minister goedgekeurde steunregeling niet be
hoort te worden getornd, vooral niet, omdat de werk-
loozen in het algemeen zeer geringe bedragen aan kas-
uitkeering ontvangen en de toeslag, omschreven in
artikel 22, als een noodzakelijke aanvulling op die uit-
keeringen in stand moet blijven
4. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid mede te
werken om het per 1 Januari 1933 ingevoegde artikel 22
onverminderd te handhaven en zoo neen, de motieven
te noemen waarom een bepaalde steunnorm is of zal
worden ingetrokken?
ANTWOORD
VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.
1 en 2. De mogelijkheid van het geven van een
toeslag op de uitkeeringen uit de werkloozenkassen is
geregeld in artikel 6 (niet: 22) der voor deze gemeente
geldende crisissteunregeling. Het derde lid van gemeld
artikel, voor zoover hier van belang, luidt als volgt
,,Aan werkloozen, die uitkeering uit een werkloozen-
kas genieten, kan een toeslag worden verstrekt ten
hoogste tot een bedrag, gelijk aan het verschil tusschen
die uitkeering en het bedrag, dat zij volgens de crisis
steunregeling zouden kunnen ontvangen, indien zij uit
getrokken waren."
De toepassing van deze bepaling, die facultatief is,
heeft tot 1 Juli j.l. plaats gevonden. Gelet evenwel op
de zeer zware geldelijke eischen, welke in de huidige
tijdsomstandigheden aan de gemeentekas worden ge
steld en in de toekomst ongetwijfeld nog gesteld zullen
worden, heeft ons College gemeend van eene verdere
toepassing buitengewone gevallen uitgezonderd
te moeten afzien. In de uitgaven voor den onderwer-
pelijken toeslag toch wordt van Rijkswege geen subsidie
verstrekt en de kosten daarvan blijven dus ten volle
voor rekening der gemeente. Er zij in dit verband op
gewezen, dat het subsidie van de gemeente aan de werk
loozenkassen over 1932 bij een raming van 20.000.—
is gestegen tot meer dan 53.000.— en dat te vreezen
staat, dat ook het voor 1933 op de begrooting voor dit
doel uitgetrokken bedrag van 36.000.— ontoereikend
zal blijken te zijn.
3. Van een .tornen" aan de hierbedoelde normen
kan bezwaarlijk worden gesproken in een geval als het
onderhavige, waarin van eene facultatieve bevoegdheid
niet langer gebruik wordt gemaakt.
4. Wij kunnen geen vrijheid vinden om van ons,
hierboven gemotiveerd medegedeelde, besluit terug te
komen.
Leeuwarden, 20 Juli 1933.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
RITMEESTER, L.-Burgemeester
E. SCHOTMAN. Secretaris.
Verzonden 21 Juli 1933.