Aanhangsel nr. 9°
Antwoord op vragen van de Raadsleden de heren Ir. C.G.H. Geerts en J. Knol.
ïragens Antwoorden Burgemeester en Wethouderss
I. Heeft U lcennis genomen van het I. Deze vraag wordt bevestigend
artikel "Leeuwarden prooi voor beantwoord,
de waterschappen" in de
Leeuwarder Courant van 29 augustus
1975?
II. Indien vraag I bevestigend wordt
beantwoord, is II dan met ons van
mening, dat bij de inwoners van
onze gemeente de indruk gewekt
wordt, dat de betrokken water
schappen de gemeente Leeuwarden
beschouwen als een soort finan
ciële melkkoe voor de bestrij
ding van hun overheadkosten?
Wat is Uw zienswijze in deze?
III. ICan hot College ons meedelen op
welke wijze het gemeentebestuur
in dit soort zaken is en wordt
betrokken?
II. Wij kunnen ons best indenken, dat
deze indruk door het desbetreffende
krantenartikel is gewektWij menen
evenwel, dat het voor de inwoners
van Leeuwarden, voorzover het de
overheadkosten betreft, weinig
uitmaakt of onze gemeente bij één
dan wel bij meer waterschappen
wordt ingedeeld. Ook de vraag bij
welk waterschap is in dit verband
niet van belang.
Yoor de waterschappen is het wel van
betekenis of zij oen moer of
minder groot aantal betrokkenen
hebben over wie de overheadkosten
omgeslagen kunnen worden. Uit
administratief technische overwe
gingen lijkt hot ons de voorkeur
te verdienen dat Leeuwarden bij één
waterschap wordt ingedeeld. Een
en ander zou anders kunnen zijn
voorzover het de interne kosten van
de waterschappen betreft. Volgens
een mededeling van Gedeputeerde
Ir. L. Eringa in een eerdere
vergadering van do Provinciale
Commissie voor Verkeer, Waterstaat
en Agrarische Zaken is hot ovenwol
niet de bedoeling dat, door degenen
wier bezittingen niet in oen polder
liggen, wordt meebetaald aan do
interne kosten van de waterschappen.
III. Do Wethouder van Ruimtelijke Or
dening is lid van do Voorbereidings
commissie Reorganisatie Zeewerend
beheer in do Provincie Friesland.
Over hot opnemen van het Stedelijk
C-obiod van Leeuwarden in water
schap overhand heeft tot op heden
bovendien een tweetal speciale
besprokingen tussen de betrokken
Gedeputeerde en leden van ons
college plaatsgevonden.