Heeft het onderzoek van de commissie
die bezig is met de uitwerking van
rampbestrijdingsplannen al geresul
teerd in speciale richtlijnen voor
de bestrijding van rampen waarbij
LPG of LNG is betrokken, zo ja, kan
het College de Raad hiervan op de
hoogte stellen en komen met een
aktief voorlichtingsbeleid met be
trekking tot deze rampbestrijdings
plannen om burgers in de omgeving
van betreffende installaties op de
hoogte te stellen, zo nee, op welke
termijn kan dit dan tegemoet gezien
worden?
5. Zijn de resultaten al bekend van het
onderzoek naar de mogelijkheden om
met toepassing van artikel 24- van de
"Algemene Erfpachtbepalingen Leeu
warden 1965" te komen tot beëindiging
van het erfpachtrecht om redenen van
algemeen belang, voor zover rustende
op het perceelsgedeelte van Garage
Molenaar, Keidam 2 te Leeuwarden,
zo ja, kan het College de Raad hiervan
zo spoedig mogelijk op de hoogte stel
len en op grond van de resultaten met
nadere voorstellen komen, zo nee, wat
is de reden voor de vertraging van
het onderzoek en op welke termijn is
wel meer bekend?
6. Welke stappen denkt het College
te nemen om te komen tot verwijde
ring van de volgende LPG-stations:
a. Texaco, Groningerstraatweg 350
te Leeuwarden;
b. Aral Service station, Tessel-
schadestraat 51 te Leeuwarden;
c. Aral Service station, Dracht-
sterweg 4 te Leeuwarden;
d. B.H.V. B.V., Oostersingel 66-1
te Leeuwarden;
e. Mobil Oil station, Drachtster-
weg 5 te Leeuwarden;
en welke termijnen spelen bij de
verwijdering van de verschillende
installaties een rol?
kDe commissie die zich bezighoudt met
het opstellen van een door de Burge
meester vast te stellen rampbesfrij-
dingsplan ten aanzien van LPG ver
wacht het plan dit najaar gereed te
hebben. Overigens zal het naar ana- j
logie van het bepaalde in het door de
Tweede Kamer vastgestelde ontwerp
van Wet op de Rampenplannen niet
openbaar kunnen zijn. De commissie
zal aandacht schenken aan Uw sur ges til
om de bevolking in de nabijheid van
de bedoelde installaties voor tt
lichten.
5. Zoals wij reeds op 27 februari j.l.
in antwoord op eerder gestelde
vragen hebben medegedeeld, hebb'n
wij over de verwijdering van de LPG-j
installatie contact opgenomen m t
het Ministerie van Volksgezondh id
en Milieuhygiëne. Uit dit conta t is
gebleken dat verwacht mag worde
dat het ministerie in principe
bereid is financiële medewerkinte I
verlenen tot het op minnelijke oasis
doen beëindigen van deze situat i.e, I
mits één en ander vóór 1 januar. 198
zijn beslag kan krijgen. Toepas .sing I
van artikel 2^ van de Algemene rf-
pachtsbepalingen Leeuwarden 1965
tot beëindiging van het erfpachtsrec
van het desbetreffende perceelsge
deelte te komen, is in het onderha
vige geval niet mogelijk gebleken. I
Met betrekking tot de toepassing van
de (gewijzigde) Hinderwet verwijzen
wij U naar de beantwoording var
vraag 6.
6. Er is een wijziging van de Hinderwet
op komst, die het mogelijk maak,
een verleende hinderwetvergunning
voor een inrichting, die in ontoe
laatbare mate gevaar, schade of
hinder veroorzaakt en waarvoor
wijziging of aanvulling van de voor
waarden, verbonden aan de vergunning
geen oplossing biedt, met inacht
neming van een bepaalde procedure
in te trekken. Deze intrekking
wordt gekoppeld aan het toekennen
van een schadevergoeding aan du
vergunninghouder. De vergoeding worl
voor rekening van het Rijk genomen,!
mits de gemeente tevoren hierover
overeenstemming heeft bereikt.
Uit het bovenstaande blijkt da de I
gemeente bij eventuele noodzak lijM
beëindiging van LPG-installaties
-3-
financieel afhankelijk zal zijn van
de medewerking van het Ministerie
van Volksgezondheid en Milieuhygiëne.
Wij zullen zo spoedig mogelijk na
het in werking treden van de wijziging
van de Hinderwet nagaan in hoeverre
de verleende hinderwetvergunningen
herzien moeten worden, resp. welke
stappen genomen kunnen worden tot
verwijdering van genoemde LPG-stations.
Leeuwarden, 26 juni 1981.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
3.S. Brandsma Burgemeester.
W.3.G. Reumer Secretaris.
-2