Aanhangsel nr5
Antwoorden op schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 47 van het Reglement
van Orde voor de vergaderingen van de Raad der gemeente Leeuwarden ingediend
door de raadsleden de heren J. de Beer en J.R. Bijkersma inzake de door de
A.B.O.P. aangekondigde voorlichting binnen het onderwijs inzake kernbewapening.
Vraag: Antwoord
1. Heeft het College kennis genomen 1. Ja.
van de door de A.B.O.P. aangekon
digde voorlichtingsakties op
scholen inzake kernbewapening in
de tweede week van mei a.s.?
2. Heeft het College kennis genomen
van de door de staatssecretaris
van onderwijs gepubliceerde
opvatting om deze haars inziens
politiek gekleurde akties op
rijksscholen te bestrijden?
3. Is het College bereid om op korte
termijn aan de hoofden van de
openbare scholen een brief te
sturen waarvan de inhoud één
zelfde strekking heeft als die
van de staatssecretaris, te
weten, onderwijsinstellingen vrij
te houden van politieke akties en
zo nee, waarom niet?
2Ja
3. Neen. Wij hebben geen enkele reden om
te twijfelen aan de wijze waarop de
hoofden van de openbare scholen vorm
geven aan hun verantwoordelijkheid
m.b.t. de inhoud van het openbaar
onderwijs.
T.a.v. het onderwerp "vrede en
veiligheid" betekent dit in concreto
dat wij er op vertrouwen dat recht
wordt gedaan aan de beginselen van
het openbaar onderwijs, d.w.z. een
bijdrage leveren aan "de ontwikkeling
van de leerlingen met aandacht voor
de pluriformiteit aan levens
beschouwelijke en maatschappelijke
opvattingen in de samenleving, met
onderkenning van de betekenis van de
verscheidenheid van die opvattingen".
In het reguliere overleg met de
directeuren en rectoren van het
gemeentelijk voortgezet onderwijs op
4 april j.l. en met de hoofden der
openbare lagere scholen op 5 april
j.l. hebben wij de schoolleiders van
ons bovenvermeld standpunt op de
hoogte gesteld.
4. Is het College bereid op korte
termijn aan de ouders van de
leerlingen van het openbaar
onderwijs duidelijk informatie te
verstrekken hoe zij hun bezwaren
kenbaar kunnen maken tegen deze
door de A.B.O.P. voorgestane vorm
van voorlichting?
4. en 5.
Gezien ons antwoord op de voorgaande
vraag achten wij geen termen aanwezig
om de in de onderhavige vragen
voorgestelde maatregelen te treffen.
Leeuwarden te laten deelnemen aan
de activiteiten in het kader van
de Internationale Vrouwendag op
acht maart 1985, indien zij dat
wensen? Zo nee, waarom niet?
Daarnaast is er in de beleving van de
individuele burgers, personeelsleden
niet uitgezonderd, een zo grote
diversiteit van belangrijke dagen te
bespeuren, afhankelijk van de levens-
en wereldbeschouwelijke overtuiging
die men aanhangt, dat een tege
moetkoming aan de één, noodzakelij
kerwijs door de ander als onbillijk
zal worden ervaren. Het verlenen van
buitengewoon verlof met behoud van
bezoldiging kan naar onze mening in
dergelijke situaties alleen overwogen
worden als anders deelname aan die
activiteiten in redelijkheid voor de
ambtenaar niet mogelijk zou zijn. Het
aantal vakantiedagen, waarop elke
ambtenaar recht heeft (minimaal 23
per jaar, voor 1984 vermoedelijk te
verhogen met 5 zgn. converteerbare
vrije dagen), is zodanig dat het naar
ons oordeel voor geen enkele vrouwe
lijke ambtenaar, die aan de Inter
nationale Vrouwendag groot gewicht
toekent, een bezwaar kan zijn een
vakantiedag of een gedeelte van een
vakantiedag te reserveren voor
deelname aan daarmee verband houdende
activiteiten. Hoewei ons niet is
gebleken dat dit jaar of in vorige
jaren vrouwelijke ambtenaren niet aan
die activiteiten hebben kunnen
deelnemen omdat door hen gevraagd
verlof om redenen van dienstbelang is
geweigerd, zullen wij de diensthoof
den mededelen dat verzoeken van
vrouwelijke ambtenaren om verlof (ten
laste van het aantal vakantiedagen)
in het kader van de Internationale
Vrouwendag te allen tijde dienen te
worden ingewilligd.
Leeuwarden, 20 maart 1984.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.