2. Zo ja, bent u dan met het CDA van
mening dat voornoemd besluit zou
moeten worden heroverwogen met de
bedoeling een uitzondering te
maken voor kantines van sport
clubs, pauze-ruimtes/kosterijen
van kerkelijke centra, gelet op
de finciële consequenties en de
gelijkschakeling met cafés,
coffeeshops e.d.
Zonder vergunning van burgemeester
en wethouders is het verboden
alcoholhoudende drank voor gebruik
ter plaatse te verstrekken in enig
horecabedrijf. Alle ondernemers van
horecabedrijven, waarin alcohol
houdende dranken worden verstrekt
of verkocht, dienen derhalve te be
schikken over een Drank- en
HorecawetvergunningIn sportkanti
nes en pauzeruimtes/kosterijen en
dergelijke worden doorgaans ook
alcoholische dranken geschonken.
Aan de inrichting en aan de
bedrijfsleider en beheerder worden
specifieke eisen gesteld (inrich
tingseisen en o.a. zedelijkheids-
eisen)
Wordt de inrichting in belangrijke
mate gewijzigd of komt er een
wijziging in de vorm van de aan
stelling van een nieuwe bedrijfs
leider of beheerder, dan moet een
nieuwe vergunning worden aange
vraagd. In principe wordt de
vergunning voor onbepaalde tijd
verleend. De leges voor een Drank
en Horecawetvergunning bedragen
thans f 8 90,-.
Concreet komt het er op neer, dat
alle ondernemers van horeca
bedrijven, waaronder begrepen
cafés, coffeeshops e.d., maar ook
sportkantines en pauzeruimtes/kos
terij en van kerkelijke centra over
een exploitatievergunning dienen te
beschikken. Voor de alcoholver-
strekkende bedrijven is daarnaast
ook een Drank- en Horecawetvergun
ning noodzakelijk.
Nee. Zie beantwoording van vraag 4.
2
3. Wordt door de (eventuele) ge
lijkschakeling van sportkantines
e.d. aan de horeca middels de
exploitatievergunning niet in de
hand gewerkt dat de zgn. oneigen
lijke concurrentie met de horeca
wordt versterkt en uitgebreid?
Nee. Bedoeld wordt het para-commer
cialisme. Hieronder wordt verstaan
een vorm van oneerlijke concurren
tie door al dan niet op enigerlei
wijze gesubsidieerde instellingen
die, buiten hun primaire doelstel
ling om, horeca- en recreatieve
diensten verlenen aan het publiek.
De instellingen treden buiten hun
doelstelling als zij zich op
dezelfde markt begeven als de
commerciële horeca. Dit doet zich
onder meer voor indien bijvoorbeeld
een sportvereniging de kantine
verhuurt voor bruiloften en
partijen of de kantine openstelt
voor activiteiten die geen verband
houden met die sportvereniging.
Deze instellingen verkeren in een
gunstiger positie, omdat zij vaak
subsidie ontvangen, niet onder
worpen zijn aan vennootschaps
belasting, als regel met vrijwilli
gers werken, enz. Door lagere
lasten kunnen lagere consumptie
prijzen worden gehanteerd.
Om deze vorm van oneerlijke
concurrentie tegen te gaan is bij
wet van 24 januari 1991 aan de
Drank- en Horecawet het artikel 3a
toegevoegd. Aan de vergunning
dienen burgemeester en wethouders
voorschriften of beperkingen te
verbinden
Dit kan inhouden een verbod voor
het verhuren van de kantine voor
het houden van bruiloften en
partijen en het beperken van de
tijden gedurende welke alcohol
houdende drank mag worden ver
strekt
Toepassing van genoemd artikel 3a
wordt achterwege gelaten, indien
door betrokkenen zelf een regule
ring tot stand is gebracht.
Dergelijke landelijk werkende
afspraken (koepelovereenkomsten)
kunnen tot stand komen tussen het
Bedrijfschap Horeca en over
koepelende organisaties, waarbij
instellingen zijn aangesloten. Zo
is er bijvoorbeeld een koepelover
eenkomst afgesloten met de ama
teursectie van de KNVB. Worden de
3